________________________________________
Blowsoul spande zijn rug naar achteren, waardoor hij zich geheel kon uitrekken. Hij zag andere katten naar hem kijken toen hij een uitgerekte geeuw liet horen en moest even grinniken toen hij de haast verontwaardigde blikken op hun gezichten zag. Hij vond het best wel grappig dat ze zich het geluid wat hij maakte zo aantrokken. Oké, het was nog redelijk vroeg, maar uiteindelijk moest de hele Clan toch wakker worden. Toch was er iets wat hem verontrustte. Dat was de dood van Gentlekit. Volgens geruchten zou Mazepaw het gedaan hebben, een lichtgrijze poes van de WindClan. Blowsoul kende haar alleen van zien. Hij zou toch niet zeggen dat het een poes was die zomaar een kitten zou vermoorden, maar hij wist natuurlijk ook niet of het waar was of niet. Hij ging in elk geval geen overhaaste conclusies trekken. Hij zou er haar wel eens op aanspreken als hij haar zag. Trouwens, als het waar was, was ze dan niet allang uit de Clan gegooid? Of was ze al uit de Clan gegooid? Hij had haar de laatste tijd niet meer gezien. Hij wist wel dat ze iemand was die zich niet bepaald aan de regels hield. Maar ja, had elke leerling niet een periode waarop het hem of haar niet meer kon schelen wat de regels waren en alleen maar het kamp uitgingen? Ja, vast wel. Blowsoul kon het zich niet indenken dat er werkelijk moordenaars hier rondliepen in de WindClan. Hij schudde zijn kop even en keek toen opzij. Hij rekte zich nogmaals uit. Misschien was er hier nog een van de leerlingen die mee op jacht wilde. Blowsoul kon zich herinneren dat hij het vroeger ook niet leuk vond als hij niet meegenomen werd op een jacht. Hij kon toch minstens één leerling hier blij maken?
Even stopte Blowsoul met lopen. Misschien was er momenteel wel een leerling al uit het kamp gegaan op eigen houtje. Dat kon toch? Hij keek even twijfelachtig naar de Den van de leerlingen. Hij liep ernaartoe en stak zijn kopje naar binnen. Hij zag niemand meer. Nee, die bleven echt niet rustig in hun Den liggen, die moesten beweging hebben. Blowsoul keek opzij, maar bij de kraamkamer zag hij ook niemand. Vele leerlingen hadden al een mentor, wist hij. Maar er waren er toch ook genoeg die geen mentor hadden? Of waarvoor de mentor op dat moment even geen tijd had? Of trainingen die niet meer verliepen? Plotseling viel een geur hem op. Blowsoul snoof even en begon toen te rennen, de geur volgend. Hij kende veel katten, maar deze geur was nieuw voor hem. En nieuwsgierigheid was hem altijd slim af. Hij had alleen nog een beetje last van hoofdpijn van het accident van een paar dagen geleden, maar hij was dankzij Dapplepaw’s hulp goed genezen. Hij rook opnieuw de geur en concentreerde zich volledig op de geur, zijn hoofdpijn negerend. Automatisch en onbewust begon hij ook sneller te rennen, tot hij opeens stilstond en de geur nogmaals rook. Hij draaide zijn kopje een beetje. ‘Hallo?’ vroeg hij, waarna hij een paar stappen zette. ‘Is hier iemand?’ Hij keek rond zich heen. ‘Kom maar tevoorschijn, hoor. Ik ben hier niet om je straf te geven.’ Zijn stem klonk vriendelijk. Misschien was het een leerling die toch op eigen houtje het kamp uitgelopen was.
________________________________________