Respectvol boog Duskpelt haar kop. ’Ik zal het aan hen geven.’ Moonfur knikte enkel op die woorden. Opnieuw boog Duskpelt haar kop, maar deze keer voor Dewstream. Die hetzelfde had gedaan naar haar toe. Over Moonfurs woorden over het hoopvol gegunde lot knikte Duskpelt. ’Moge Starclan ons gunstig gezind zijn, dappere poes, want jou opnieuw ontmoeten zou een plezier zijn.’ De stem van de poes was vol zekerheid. Met een warme glimlach knikte Moonfur. Ze hoorde Dewstream woorden kalm aan: ’Ik hoop dat Starclan ons het zal gunnen elkaar weer te zien.’ Moonfur volgde haar blik, die gevestigd was op Dapplekit, best wel nieuwsgierig wat hij zou zeggen. ’Ja, ik zal Starclan elke nacht vragen of ze ons gunstig gezind willen zijn… Ik wil jullie graag terugzien!’ Zachtjes grinnikte Moonfur. Ze was ervan overtuigd dat ze elkaar terug zouden zien. Vooral als Dapplekit zelf een Apprentice zou worden, want dan kon hij misschien een keer meegaan naar een Gathering. Met deze gedachte bereikte ze veilig de overkant. Ze keek eventjes over haar schouder naar haar twee nieuwe vrienden. Duskpelt keek eventjes omhoog naar Starclan en haar mond bewoog. Maar ze was te ver weg om haar woorden te kunnen horen. Dapplekit volgde haar blik en ook hij zei iets. Maar eigenlijk kon Moonfur wel raden wat er uit hun monden kwam. Ze hief haar kop op en keek met haar grijs blauwe ogen naar de heldere hemel. Starclan… Dank je voor de kans om een vriendschap te sluiten met deze dappere Riverclan katten. Rustig liep ze verder, op weg terug naar het kamp. Ze zouden wel nog eventjes misschien zich moeten wassen of zo. De Riverclangeur in hun vachten was dan niet sterk, maar hij zou zo herkend kunnen worden.