Redfur was voor de zoveelste keer ontsnapt uit het kamp. Ze vondt drukte maar niks, en zwijgend liep ze door het woud. De vogels trierpte om haar heen en voor de rest was het stil. Soms liet ze hier en daar een takje breken maar verder liep ze rustig richting de gresnlijn van de Rivierclan. Halverwege kwam een lichte regen de hemel uit, en even stond Redfur stil, keek omhoog en voelde de lichte motregen neerdalen op haar gezicht. Ze zweeg nog steeds. Ze ging over in een sukkeldrafje, en ze merkte plotseling dat de vogels opgehouden waren met zingen. Het was doodstil in het woud. Ergens ver weg hoorde ze het kabbelen van de rivier, en het ritselen van struiken. De regen werd iets harder, en Redfur begon harder te lopen. Ze keek soms over haar schouder, bang dat ze werd gevolgd door een poes die haar weer terug naar het kamp wilde brengen. Ze rende harder, en kwam glippend tot stilstand bij de rivier. Ze brak perongeluk een takje. Een jonge kater liet zijn blik argwanend over de rivier glijden. Redfur staarde hem even aan, het was Longtail, een jonge warrior. Ze ging naast hem zitten en zweeg. In deze hele dag, had ze nog geen enkel woord gezegd. Ze staarde naar de grond, en keek af en toe opzij naar Longtail, kijkend of hij actie zou ondernemen.