Frostfaith stapte naar binnen. "Ook om te kijken hoe het met jou ging natuurlijk", antwoordde ze. Everstar snoof. "Die kat kan zo veel moordpogingen doen als hij wil, mij krijgt hij niet klein", miauwde ze. Wat ze dacht, maar niet zei, was dat dit geen van beide keren haar eigen verdienste was geweest. In de Gorge had ze niets kunnen doen om hem tegen te houden. Een vervloekte visvreter had haar uit het water getrokken. Als hij dat niet had gedaan, had ze waarschijnlijk al haar resterende levens verloren in het ijskoude rivierwater. En als nu bij het gevecht Sweetheart niet tussen haar en Panthergrowl in gesprongen was, had dat ook nog wel eens slecht af kunnen lopen. "Er zijn vele gewonden," miauwde Frostfaith, "en ik weet niet of Riverclan al klaar is met ons." "Wij zijn ook nog niet klaar met hen", gromde Everstar. Butterstar had niet eens toe willen geven wat haar clan had gedaan. "Maar je hebt gelijk. Ze leken te denken dat wij iets te maken hadden met de dood van een van hun warriors. Ik weet niet waar ze dat idee vandaan gehaald hebben, maar als ze dat echt geloven, zullen ze net zo zinnen op wraak als wij." Bovendien dacht RiverClan nu waarschijnlijk dat ze konden doen wat ze wilden, nu ze Wolverinebite vermoord hadden en WindClan daarmee van hun gebied verjaagd. Butterstar was arrogant. Ze zou nog iets proberen. "Stuur extra patrouilles naar de grens met RiverClan en zorg ervoor dat iedereen die in het gebied tussen ons kamp en die grens zijn ogen en oren openhoudt, zodat de visvreters niet onopgemerkt ons territorium kunnen bereiken." Dat was het voordeel van een open gebied als het hunne. Als een RiverClanner ook maar één poot over die grens zette, zou hij snel gezien worden, ook al was er geen grenspatrouille in de buurt. "En regel ook een maanhoogpatrouille, we willen geen nachtelijke verrassingen." Ze keek Frostfaith aan. "Gewonde katten moeten de kans krijgen om te helen en aan te sterken, dus misschien zullen andere warriors meerdere patrouilles op een dag moeten doen. Valt dat te regelen?"