________________________________________
Het was misschien niet het gebruikelijke wat hij deed, maar Outkit had het echt gehad met de regeltjes van een bepaalde moederkat daar en was gewoon weggelopen. Het kon hem niet schelen dat de poes nu in stress zat over waar hij was – of misschien ook niet – hij was al blij dat hij haar teruggepakt had. Niemand legde hem de regels op, hij besliste zelf wel of hij wat deed of niet. Hij had zogenaamd een andere kitten pijn gedaan. Niet fysiek, maar mentaal. Hij zou gemene dingen gezegd hebben, zei die kitten dan. Natuurlijk had die moederkat de kitten weer geloofd – geloof hem, hij haatte het andere geslacht zo hard dat het pijn deed in zijn binnenste – en had hij straf gekregen. Outkit had dit echter niet op zich laten zitten, had de moederkat een kleine beet in haar buik gegeven en was toen weggerend. Als een van de krijgerskatten in de buurt waren geweest, had hij nu een straf moeten doormaken. Gelukkig zou die moederkat wel zwijgen. Ze zag er namelijk uit alsof ze elke kitten te lief vond om te straffen. Outkit zou ze echter gauw uit die droom helpen. Niet dat hij niet loyaal zou zijn tot zijn Clan later, maar ze moesten hem niks maken. Hij haatte katten die zich te veel met hem bemoeiden. En het vrouwelijk geslacht haatte hij nu officieel. Juicekit, de bitch, deed al vervelend tegen hem, zijn moeder had hem een naam gegeven om hem te pesten en de moederkatten hier moesten hem altijd hebben. De katers waren trouwens niet veel beter. Als hij een van die trutten een klap gaf omdat ze vervelend tegen hem deden, werd hij aangevallen door één van hun. Het kon Outkit eigenlijk vrij weinig schelen wie hem nu wel mocht en wie niet, hij haatte iedereen en dat zou zeker zo blijven.
Zijn versmalde ogen keken rond zich heen. De grijsachtige kleur in zijn ogen leek alleen maar haat uit te stralen. Al sinds zijn geboorte liep Outkit met een rotgevoel rond. Hij dacht dat zijn ouders zijn naam als grap hadden gegeven. Hij had besloten om zich dan ook te gedragen als iemand die buitengesloten zou moeten worden. Niemand zou tot in zijn hart kunnen dringen, hij zou met niemand bevriend kunnen raken. Altijd als hij vriendelijk deed, leidde dat weer tot een moment dat anderen vervelend tegen hem deden en dit was hij echt meer dan zat. Hij schrok op van een stem. ‘Hoe noemde jij mij?’ snauwde hij de kitten verderop toe. Hij klapte zijn klauwen uit, hoorde eigenlijk al aan de stem dat het een poesje was. Hij hoorde de woorden van de poes, kwam langzaam dichterbij. Zijn vijandige blik bleef gericht op het poesje. ‘Dat gaat jou niks aan!’ snauwde hij haar toe. Het was vast weer zo’n vervelende kitten. Zo’n poesje die om haar moeder ging janken als hij vervelend zou doen. Zo iemand die hem meteen ging afsnauwen als hij aardig ging doen. Hij wilde deze types nog zo vermijden, maar dat had nu geen zin meer. Nu moest hij ook laten zien wat hij in zijn aard had. Hij moest zichzelf vertegenwoordigen als een kater en niet onderdoen voor dit wezentje. Hij kwam langzaam dichterbij, observeerde zijn slachtoffer. Want dat was ze, niks anders dan een slachtoffer. De poes keek hem aan met speelse ogen, wat hem eigenlijk nog bozer op haar liet worden. ‘De volgende keer kijk je beter uit tegen wie je praat, poesje,’ snauwde hij haar toe, waarna hij haar aankeek. Kalm cirkelde hij rond haar heen. ‘En wie mag jij dan wel niet zijn?’ Zijn toon klonk nog steeds arrogant. Nee, geen enkel spoortje van vriendelijkheid was bij Outkit te ontdekken. Nu niet, nooit niet.
________________________________________