Stilletjes liep een jonge zwarte kater het bos uit, richting de plek waar hij haar zou vinden. Heel lang had de kater alleen met zijn vader en zus geleefd. Maar er kwam ook een tijd dat hij op zijn eigen poten moest staan. En die tijd was nu aangebroken, maar hij wilde haar zien. Hij wilde zijn moeder weer leren kennen, maar wat hij verder ging doen wist hij niet zeker. Langzaam ging hij zitten en krulde zijn staart om zijn poten. Zijn vader had hem verteld dat hij zijn moeders zwarte vacht had overgenomen. Maar hij wist niet zoveel meer van zijn moeder, maar hij droeg ook een naam die niet klopte bij zijn karakter. Maar hij was een stevig gebouwde kater, en leek al gevaarlijker daardoor. Hij spitste zijn zwarte oren bij het horen van een geluid in de bosjes. Langzaam stond hij op en keerde zich naar het geluid. ''Wie is daar?'' Vroeg hij langzaam en zwiepte met zijn staart.
-Lucy