Twigpaw werd wakker. Ze geeuwde. Wat zou ze vandaag gaan doen? Zich vervelen was geen optie. Dat deed ze al dagen lang. Dag en nacht. Misschien kon ze stiekem het camp uit sluipen, om alleen op jacht te gaan. Daar was Twig dol op. Lekker alleen zijn en nadenken over van alles en nog wat. Als ze dan een haas of konijn zag, zou ze hem vangen en daarna weer denken. Gewoon lekker denken. Het idee alleen al verleide haar. Dus ze ging op pad. De struiken achter haar ritselde. Er kwam een kat uit. Het was Doepaw. Naast haar stond Mistpaw. ‘O, hoi jongens! Ik ga wandelen’, zei Twig. ‘Willen jullie mee?’ De reacties van beide vrienden waren anders. Mistpaw leek best enthousiast. Gezellig. Doepaw leek te twijfelen. Ze had er waarschijnlijk niet extreem veel zin in. Maar Twig wist dat ze haar vriendin niet teleur wilde stellen. Bovendien vond Doe het ook niet erg fijn om stiekem te doen, wist Twig. Maar ze zou dan wel aan training ontkomen. Het maakte Twigpaw ook niet veel uit. Het zou gezellig zijn samen met Doe. Maar anderzijds zou het ook prima zijn zonder haar. Ze had Mist immers nog. Ze zag dat haar beste vriend al stond te trippelen op zijn poten. Twig ging zitten. Ze wist dat Doepaw als ze niet erg enthousiast leek, ook enthousiast kon zijn. Soms is het leven onvoorspelbaar. Zoals nu.
+Doepaw en Mistpaw*