Je zal zien hoeveel meer je kan, en hoe klein de katers om je heen je proberen te houden. Vind je niet dat het tijd is dat het jouw hoofdstuk wordt, niet die van hun?Woorden galmden door haar kop heen, zoet als honing, aanlokkelijk en hoopvol. Als een duivel die naar de zondenaar fluisterde voor verlossing. Tweekleurige ogen, een spiegel als de haren, leken haar aan te staren in het duister, slechts een fantoom in de donkere schaduwen. Een vraag, een belofte, een diepe, innige wens om het lot met beide poten aan te grijpen. De hunkering om je leven te veranderen.
Maanlicht filterde de nursery binnen, zich naar het land der levende persend door de wolken heen. Ze rook de geur van vochtige aarde, gebracht door de lichte motregen die zojuist was opgehouden. Ze keek naar het naar binnen vallende licht terwijl ze hier in haar nest lag, haar fluwelen vacht drapeerde over haar gezwollen buik. Haar vlekkenpatroon tekende haar buik als een zonverlichte bosvloer. Licht over donker over licht, vallende bladeren dansend in zonlicht. Ze had zich vaker laten vertellen dat ze prachtig was, ondanks dat ze het altijd lacherig weggewuifd had. Zoveel katten, zoveel katers. Ze had maar aan één iemand belang gehecht die dat gedaan had. Had. Want wat betekende het allemaal nog? Had het überhaupt wat kunnen betekenen? Het was het begin van alles geweest en tegelijkertijd een einde. Een deur die geopend werd, die zoveel anderen had dichtgeslagen. Deuren die ze nooit meer kon openen.
‘Je bent magie, Seamist,’ fluisterde Settleddust haar zachtjes toe, zijn woorden het enige wat magisch was in dat moment, terwijl hij in het warme, zachte licht van de zonsopkomst de afstand tussen hun neusjes overbrugde. Terwijl zijn neusje duizenden vlinders wild liet opfladderen in het veld van haar hart, wou ze dat ze kon verdrinken in het moment. Terwijl ze zich zo licht voelde dat ze op wolken kon lopen, geloofde ze op dat moment dat ze niet gelukkiger zou kunnen zijn.Haar tweekleurige ogen, helder goud en diep blauw, glinsterden met opgesloten tranen terwijl haar blik langzaam afgleed naar haar het slapende lichaam naast haar. Waar haar pels warmte was, een dans van licht en aarde, was zijn pels kilte. Een ijzige sneeuwstorm over de velden, met ogen als twee heldere ijskoude kristallen. Haar gedachten hadden profetisch gebleken op dat moment. Het warme gevoel van de zonsopgang, de fladderende vlinders, ze was ze verloren en had nooit meer het pad terug mogen vinden in het diepe woud waarin ze verdwaald was. Met elke stap die ze terug probeerde te zetten naar geluk, leek het alsof ze door doornen moesten lopen, weerhaken die haar terug probeerden te trekken haar eigen ellende in.
"Aan het eind van de dag is er één ding waar we echt controle over hebben, en dat zijn onze eigen acties. Of je nu een muis eet vanochtend, of je nu een vis pakt..." Haar blik bleef hangen op de kater naast haar. Was het ooit een keuze geweest? Wat wás haar laatste vrije keuze geweest? Was dat het moment dat ze Settleddust het kamp uit genomen had? Was het het moment dat ze Arcticwolf vroeg om haar te helpen met het grootbrengen van de kittens? Was het geweest dat ze de nacht in Crystalstar’s den verbleef? Ze vreesde het eerste. Die ene beslissing, die ene fijne ochtend had haar in een maalstroom geworpen. Oorzaak leidde naar gevolg… en gevolg……
en gevolg. Had ze controle over haar eigen acties? Nee, de laatste tijd niet. Maar ze wist wel wie die controle wel had. Terwijl ze naar de slapende kater keek, zijn flank zo gestaag rijzend en dalend. Er was maar één iemand die elke keuze in haar leven op het moment controleerde. Hij genoot ervan, hij hield ervan. Hij was de bron van alle ellende.
"Je laat hem daar toch niet mee wegkomen?"De realisatie was snel, verrassend snel. Ze trok haar kop iets terug als door een wesp gestoken terwijl ze naar haar mate keek. Hier in deze den, enkel verlicht door het maanlicht, bleef ze naar zijn slapende vorm kijken. Hij zag er zo jong uit, zo fragiel. Hij was alles behalve. Alle vriendschap die ze ooit gevoeld hadden voor elkaar was verzuurd en bevroren onder zijn acties. Hij was een monster, een wezen wat enkel in nachtmerries hoorde te verschijnen. Ze voelde haar hart iets verharden, iets ijziger worden terwijl ze zichzelf toestond dit door haar gedachten te laten glijden. Maar om een monster te bestrijden, kon je niet langer een prooidier blijven in zijn ogen. Om de controle te pakken… Moest je zijn gelijke worden.
Haar hart bonsde in haar keel terwijl ze opstond, pijnlijk haar haar zijn aanwezigheid herinnerend in haar borstkas. Kleine kluwen mos vielen van haar gezwollen flanken af terwijl haar ogen nog steeds op hem gericht bleven. Het was alsof zijn kou over haar hart heen trok. Het sloeg minder snel, werd rustiger. Als zij warmte was… en hij kou, dan zou ze zich wentelen in zijn kou tot zou bevriezen. Haar blik vroor over terwijl ze naar hem keek, afscheid nam van elk beetje wat ze nog voor hem koesterde. Waar warme vriendschap haar ooit had doen lachen wanneer ze hem zag, zou ze hem nu ontmoeten op een veld van snijdende winden en sneeuw.
Ze was nog verbazingwekkend gracieus terwijl ze de nursery uitstapte, haar voetvallen geruisloos op de zachte, verende ondervloer. De hooglanden, een plek waar Riverclan nooit thuis zou horen. Het was even onnatuurlijk als Settleddust destijds in het Riverclan was geweest. Een apartheid in de natuur, een unicum die nooit meer plaatsgevonden had, een speling van het lot die dit allemaal veroorzaakt had. Alle teugels waren uit haar poten getrokken. Maar, met elke stap die ze richting de kamprand zette, voelde het alsof ze de teugels weer terug wist te grissen, het op hol geslagen paard weer in toom brengend.
‘Misschien ben ik wel het grootste muizenbrein van het woud, maar het is het zo waard.’Leugens waren nog nooit zo zoet geweest in haar oren als op dat moment. Op die ochtend dat Settleddust het haar toegefluisterd had, had ze er ook echt in geloofd. Dat het het allemaal waard was geweest. Ze lachte schamper terwijl ze het kamp steeds verder achter zich liet. Haar poten maakten afdrukken in het hoge gras. Ze betwijfelde of Settleddust zijn eigen woorden nog geloofde.
”Is het het allemaal waard geweest? Settleddust?” Haar woorden waren slechts een fluistering, meegenomen in de wind. Ze was zo naïef geweest, zo dom. Ze had geloofd dat alles goed zou komen op het moment dat ze hem zou treffen bij fourtrees. Dat hij als een knight in shining armor ervoor zou zorgen dat alle problemen opgelost zouden worden. Dat al haar angsten weggekust zouden worden, hoop haar ingefluisterd zou worden. De kater die ze die avond ontmoet had, had haar niet zulke hoffelijkheden getoond. Hij had haar weggeduwd alsof ze een hondsdol wezen was. Al die lieve woorden, al die fluisteringen, waren allemaal uitgeblazen door de belofte van de deputy positie.
“Ze moeten bij jou blijven, en ik.. Ik moet er voor Shadowclan zijn.”De zon begon op te komen terwijl ze liep, eerst een lichte streep aan de horizon, maar al snel werd het canvas in de lucht geschilderd met kleuren. Net zoals die ene keer met Settleddust. Hij had gekozen, zijn nest gemaakt en erin geslapen. Maar desondanks had ze hoop gehouden dat er nog iets kon groeien. Ze hadden geruzied, maar waren toch verbonden uit fourtrees gekomen. Verbonden over het graf van Morningkit, de mooiste ster aan de hemel. Misschien was het een teken geweest destijds van Starclan, een teken dat het licht zou doven voor haar. Gedachten aan Settleddust lieten dit keer haar hart niet meer warmen. Het was alsof het flintertje aan ijs dat ze erin geplant had, alleen maar uitbreide, haar bloedvaten bevroor, haar verbitterde en verkilde. Die warme groene ogen. Ze had zichzelf al zo vaak verteld dat ze er afscheid van moest nemen. Hier, in het licht van de opkomende zon, een spiegel aan die ene ochtend, geloofde ze voor de eerste keer dat haar liefde voor hem als zand in de wind was. Meegenomen, verspreid, verdwenen.
Wellicht had Settleddust er alleen maar ingestaan voor zijn eigen plezier. Ontstoken wonden roken immers ook weeïg, gevuld door de zoete lucht van rot. Ze was als een kolibrie geweest, verdronken in de honing. Hij was volledig bereid geweest om haar met haar eigen problemen achter te laten en toen het gevaar eenmaal geweken was, toen de problemen uit de lucht waren, was hij teruggekomen als een bij naar het zoet. Zoemend rond haar hoofd met zoete woorden. Ze had het geloofd, ze had zo wanhopig geloofd dat er nog iets goeds in haar leven kon zijn, iets om naar uit te kijken. Ze had zo graag willen verdrinken in de honing.
”Het zijn ook altijd mannen he?”Arcticwolf had gezorgd voor die verdrinking. Hij had haar kop beetgegrepen en haar ondergedompeld in de honing totdat ze het uitgeschreeuwd had, tot ze er misselijk van was, tot ze er niet eens meer bij in de buurt gekomen was. Ze had hem zoveel beloftes gedaan, voor Settleddust. Voor degene wie haar waarschijnlijk vervloekt had voor de nieuwe problemen die op zijn horizon opgedoemd waren. Terwijl zij nog steeds, de wanhopige kolibrie die ze was, hem probeerde in bescherming te nemen. Hoe snel was hij teruggerend naar Shadowclan? Terwijl ze in de schaduwen van de bomen liep, deel van het woud, gecamoufleerd door haar pels, wist ze diep in haar hart dat dat een einde was geweest. Hij was nooit teruggekeerd voor haar. Er waren geen redders. Hij had haar achtergelaten in bij het monster, haar wellicht vervloekt als monster. Maakte hem dat niet ook een monster?
Was ze niet altijd aan het dansen geweest met de monsters? Settleddust, Arcticwolf en de laatste machtspeler die zich in haar leven gedwongen had? Weer zoete honing beloofd had, waar ze weer meedogenloos voor afgeslacht was? Crystalstar was geen onschuldige verschijning. Ze was er zeker van. In deze dans der schaduwen waarin ze meegenomen werd, waren er geen vriendelijke gezichten. Enkel leugens. Hoe snel had Arcticwolf niet ontdekt wat er gebeurd was? Het kon geen toeval zijn. Ze zou geen dwaas zijn, niet langer naïef. Als Crystalstar wilde spelen, dan zou ze meespelen. Maar dit keer met de teugels in haar eigen poten.
"Lief, je kan zoveel meer dan je denkt, je hoeft er alleen maar slim over te zijn. Want weet je wat het enige voordeel is van eruit zien zoals wij?" De Lily Pool strekte voor haar uit, de lelies pastelkleurig in het licht van de steeds hoger staande zon. De sterren flonkerden echter nog wel hoog aan de hemel terwijl ze zich langzaam over de poel heen boog. Haar tweekleurige ogen keken terug. Flinters van ijs, zoals zijn ogen altijd naar haar gekeken hadden de afgelopen twee manen. Hoe Crystalstar naar haar gekeken had voordat ze haar probeerde wijs te maken dat ze affectie voor haar hield. Terwijl ze naar haar eigen ijs keek, de splinters van haar ziel die hier voor haar uitgestrekt lagen, vroeg ze zich slechts één ding af. Naar wie keek ze? Keek ze naar zichzelf? Of naar hetgeen wat ze van haar gemaakt hadden? Als dit hetgeen was wat ze geworden was, dan dienden ze ermee te leven. Ze zou ze geven wat ze gecreëerd hadden. Ze zou niet langer kruipen. Ze zou hun gelijke zijn.
Langzaam zette ze haar poten in het water. Haar kleurige pels dreef uiteen op de golven die ze zelf creëerde, dansend in de rimpelingen. Zilver licht van de maan zwierde met het warme licht van de zon en de sterren, vechtend om dominantie. De lelies dreven uit elkaar om ruimte voor haar te laten, haar omarmend in hun midden. De gracieuze witte kelken waren gepeperd met warm geel pollen. Ze leken om haar heen te draaien, te dansen, haar verwelkomend. Hier, zwevend in het water, liet ze haar angsten gaan. Ze sloot haar ogen en draaide haar kop naar het licht van de opkomende zon. Voor het eerst in manen verwelkomde ze de dageraad.
"Wist je dat lelies giftig waren? Ik zou het niet proberen te eten..."Haar tijd zou komen. Ze zou de teugels weer in haar poten nemen en het woud doen schudden op haar grondvesten. Als de storm haar zou doen proberen te laten zwichten...
Dan zou ze de storm zelf op zijn knieën dwingen.
Topic is in principe niet gereserveerd voor iemand. Dus als je een heel goed idee hebt, mag je me DM'en. Anders blijft dit een oneshot!