Heel voorzichtig sloop Sockkit de kraamkamer binnen. Het kleine poesje was gelokt door de geur van moedermelk en de aangename,koesterende warmte die in de kraamkamer heerstte. Het deed haar terugdenken aan haar allervroegste,vage herinnering, de warmte van de moederschoot en de geur van moedermelk. Meteen ook de enige herinnering die ze had van voor ze door haar pleegvader Lionblaze was gevonden en meegenomen naar het kamp. Hij had het verzwakte katje begeleid en meegenomen, en Sockkit was hem onnoemelijk dankbaar voor de nieuwe levenskans die hij haar geboden had. En ze hield van hem, voelde zoveel genegenheid voor de kater, maar door heel dicht tegen hem aan te kruipen in de hoop melk te vinden was ze tot de ontdekking gekomen dat katers geen melk kunnen geven. "Misschien ben ik wel te oud om nog moedermelk te drinken", dacht het poesje. Maar het taaie vlees van de hoop prooien in het kamp was nog erg moeilijk te kauwen voor de pas doorgekomen,kleine tandjes van het magere en verzwakte poesje. Ze keek hoopvol naar de moederkatten die hun jongen zoogden. Heel langzaam trippelde Sockkit dichterbij in de hoop dat één van de moederkatten haar erbij zou nemen om te zogen...