Vroeg in de ochtend stak een kleine poes haar kopje uit de apprentices den.
Ze opende haar mondje en proefde de lucht.
De geur van newleaf proefde ze, bloemen, knoppen, prooi.
Genietend kneep ze haar ogen even dicht.
Het wordt een leuke dag, dacht ze.
We gaan trainen, jagen; hoe kan het nog beter worden.
Ze stapte naar buiten en een koud briesje waait over haar vacht.
Tegen de kou zette ze haar vacht een beetje op, maar verder negeerde ze het.
Ze ging zitten op een plekje waar de dagenraadzon al een straaltje liet schijnen.
Met lange halen begon ze haar vacht te wassen.