Zijn groenbruine ogen gingen langzaam open, nieuwsgierig kijkers richtten zich op de wereld. Met een enorme geeuw stond Wildkit op, zijn kleine tandjes blikkerden in de opkomende zon. Het waterige licht sijpelde tussen de openingen van de Nursery, hij voelde het warme lichaam van zijn moeder aan zijn zij, wakend over hem zodat er nooit of te nimmer iets met hem zou gebeuren. Wankelend duwde hij zich af en met kleine voorzichtige stapjes trippelde hij naar de uitgang van zijn den. Het kamp was gehuld in een haast beangstigende stilte, alsof de starclan al het geluid uit de clan had gezogen. 'Goedemorgen' piepte Wildkit. Zijn stem werd opgeslokt in het ruisen van de wind. Met kleine stapjes sloop hij naar de rand van het kamp, donkere schaduwen omringden de grenzen. De langharige kitten stak zijn neusje in de lucht en probeerde de geuren in zich te nemen. 'Woooow' murmelde wildkit, zijn onderontwikkelde geur klieren konden de stroom aan onbekende geuren nog niet aan. Een wind gaf korte rukjes aan zijn lange haren, rillend trippelde hij zo onhoorbaar mogelijk naar de rand. Nerveus wierp hij een blik over zijn schouder, met zijn bruine pels viel hij bijna niet op tussen de dorre takken en afgevallen bladeren. Zou het mogen? Zou hij stiekem het kamp uit mogen sluipen? Wildkits pluizige staart zwiepte zenuwachtig heen en weer en voorzichtig trippelde hij langs de Nursery, de wijde wereld in. Éénmaal dat Wildkits roze pootkussentjes de grond buiten het kamp raakten was hij zijn getwijfel al weer vergeten. Wat zou hij gaan doen? Wildkit wou zo graag een levende woelmuis zien, niet om het op te eten. Gewoon om ter bevestiging dat ze bestaan en ze konden ademen. Met kleine stapjes kwam hij vooruit. Het territorium bleek indrukwekkend groot te zijn, op gewonden sloop hij verder. Zijn korte pootjes begonnen na een poos pijn te doen, Wildkit was niet gewend aan lange wandelingen. Puffend liet hij zijn blik even rond gaan; het landschap was redelijk kaal, hier en daar wat bomen en zo nu en dan een struik. Wildkits adem werd jachtiger, het verlangen om uit te rusten was groot. Hij keek even rond, een paar vossenlengtes verder stond een kale boom, de weinige bladeren die er nog aan zaten waren verdort tot een vervaarlijk bruin en aan gevreten door schimmel. Onder aan de boom tussen de knoestige wortels zat een groot gapend gat waar een eindeloze zwarte leegte achter begon. Zo snel zijn korte pootjes hem konden dragen sprintte Wildkit naar het hol toe. Zou het van een woelmuis zijn? vroeg hij zich opgewonden af. Zijn kleine oogjes staarden in het donkere gat, het beest moest dan wel een echt gedrocht zijn!
{Who wants ?}