De zachte ochtend lucht gleed langs haar neus gaten naar binnen. Ze was al vroeg opgestaan, terwijl de rest nog sliep. Nature had ze al weer een heel eindje niet meer gehoord. Nog had ze haar andere vrienden gezien. De prooi was gelukkig niet schars en alles ging zijn gangetje. Toch ging ze binnekort een moeilijkere toijd te gemoet. Misschien was dat zelfs wel niet zo een slecht idee. Geuren van prooi rondom haar. Maar ze had alletijd. De zon kwam nopg maar net door de bomen. De vogels waren nog stil. Ze rekte zich even uit en ging verder, dieper het bos in. Alsof er daar iets beters zo te vinden zijn. Een muis schoot de struiken uit, zonder eenige reden. Redflower spitste haar oren. Was er iemand in de buurt. De geur van een tweebeen ging in de lucht. Ze rook beter of Nature er bij was. Maar de lucht van de kat was niet te bespuren. Hij had haar een beetje op andere gedachten gebracht over die tweebenen. Niet veel, maar toch een beetje. Dus liep ze er ook maar rustig bij verder. Ze sloop langzaam de richting van een konijn in. Het was een jong dier. Zonde om het af te maken. Toch moesten er monden gevuld worden.
Het dier had haar pas door bij de sprong. Dus was het al veel te laat. Met een snelle beet was het dood. het geur van bloed trok rond haar snorharen. De beste geur dat er bestond. Ze sleurde het beest mee tot aan een klijn riviertje, die gevormd was door de regen van vaarbijgaande dagen. Deze ochtend zag de lucht lichtblauw. Dus het zou een prachtige dag worden. Ze hoorde een takje kraken, maar schonk er niet echt veel aandacht aan. Het koele water in de mond deed gewoon zeer in haar lege maag. Ook al kon ze al lang wat gegeten hebben. Had ze dat nog niet gedaan. Van eten werd je moe, moeheid was zwakte. Zwakte kon niemand hebben. Zwaken, waren gedoemt, sterken werden beroemt. Weer een takje die knapte. Ze draaide zich rustig om en zag....