Geruisloos liep Flight door het grasland, met al haar zintuigen gefocust op het vangen van prooi. Ze bleef in de buurt van de rotsen, waar ze door haar effen grijze vacht niet zo opviel. Er hingen wat geuren die waarschijnlijk van katten van buiten de Tribe af kwamen, maar ze waren redelijk oud en leken op het moment geen gevaar te zijn voor de Tribe. Ze was blij dat die zogenaamde Clans nu weer weg waren, nu was er meer prooi over voor de Tribe of Rushing Water. Ze had die katten niet bepaald vertrouwd toen deze in de grot bij het Redwood verbleven, maar ze was er zeker niet bang van geweest. Plots rook ze iets anders dan oude geuren van domme katten: kraai! Het was echter moeilijker om de kraai te vinden door al de krekelgeluiden die uit het gras kwamen.
Flight sloot haar ogen en opende haar mond om de geur beter te kunnen observeren, en ontdekte dat deze ergens links van haar vandaan kwam, maar op het moment was links van haar een grote rots. Met een niet zo heel krachtige sprong lukte het haar om op een lager deel van de rots te springen. Van daaruit sprong ze opnieuw omhoog, dit keer lukte het de grijze poes om de top van de rots te bereiken. Vanaf deze nieuwe hoogte keek ze uit over de Highlands, op zoek naar de kraai die ze eerder rook.
"Die zal wel weer weggevlogen zijn." mompelde ze nadat ze de kraai niet kon vinden. Ze zag wel iets anders, iets dat meer opmerkelijk was dan een kraai.
"Huh? Laat ik die eens van dichterbij gaan bekijken." mompelde ze verder tegen zichzelf. Ze sprong van de rots af en maakte haar weg richting de kat die ze een stuk verderop door het grasland had zien lopen. Ze kon de geur van deze kat op het moment niet goed ruiken omdat de wind niet juist stond, dus wist ze niet of ze een vriend of een vijand van de Tribe zouden zijn. Flight bereidde zich voor op het ergste voordat ze haar stem verhief en sprak.
"Wie is daar?" sprak ze op een strenge toon.