Een zwarte kater benaderde hem. Zealspark keek even op, zijn blauwe blik op de vijandelijke Clankat richtende. Hij wist dat de Clans lang als één geleefd hadden, en hun grenzen verwaterd waren geweest van wat goed was en wat niet. Wat mocht en wat niet, qua buitenclan relaties. Maar Zealspark had dit allemaal niet meegemaakt. Voor hem was Windclan nog altijd Windclan, konijnenjagers die niet thuishoorden op Thunderclan gebied. Een kleine, scheve lach sierde zijn gelaat. "Ik ben hier om tot rust te komen, niet om frustraties op iemand uit te werken. Daar zijn andere dingen voor." miauwde hij simpel. Hij was geen moordenaar, of een slechte kater. Nooit geweest. Hij mocht zich misschien in een slechte levensfase bevinden, maar dat maakte hem nog geen monster. Hij zou nooit iets zijn wat hij nooit wou worden, kon worden. Wat hij verachte. En wou hij zichzelf verachten? Nog meer dan dat hij dat nu al deed? Nee.