Emberstorm had net de laatste hand gelegd aan het gat waar ze mee bezig was en stond op. Ze strekte zich uit en groette Nightkit even, daarna keek ze het kamp rond. De Patrouille was weer terug, het kamp was zo goed als hersteld en haar poten jeukten om iets te gaan doen. Ze keek om zich heen terwijl de wind aan haar lapjeskat vacht trok. Haar groene ogen gleden in het rond. Iedereen begon weer langzaam zijn eigen ding te doen. Ze besloot om te gaan helpen met jagen, ze moest het kamp even uit, ze moest even tijd voor zichzelf hebben. Haar poten droegen haar vastbesloten weg bij het vernieuwde kamp. Ze schouderde zich een weg door de doorntunnel. De doornen trokken aan halflange vacht en bleven er zo nu en dan zelfs in hangen. Ze zou het er later wel uithalen, besloot ze, nu wou ze even rennen en jagen. Het licht aan het einde van de doorntunnel werd zichtbaar. Ze strekte zich opnieuw uit en gaapte. De zonnenstralen regenden neer op haar en de wind, nu niet meer tegengehouden door kampmuren, trok nu vrij aan haar vacht. Ze vond het niet erg, dit maakte windclan.. windclan.. Ze was benieuwd of ze de jachtpatrouille kon vinden, maar eigenlijk ging ze het niet proberen. Straks joeg ze prooi weg die ze aan het vangen waren. Ze zou wel zelf gaan jagen. Ze keek even verrast rond naar hoe het territorium eraan toe was, een aantal bomen waren ontworteld, takken lagen bezaaid over het territorium, zo hier en daar was het gras modderig geworden door de zware regenval. Ze rende dieper het territorium in, haar lange poten droegen zich over de beschadigde grond. Uiteindelijk voelde ze dat ze ver weg genoeg was bij het kamp en rook ze voor prooi. Ze analyseerde de lucht van de prooi in haar kop, vooral konijn. Verse geur. Ze liet zich in de jachthouding zakken en sloop in de richting van het konijn. Het was erg op zijn hoede.