De jonge zwarte kitten was al een tijdje apprentice, hij trainde zwaar. Al leek hem iets achterna te zitten, langzaam kreeg hij steeds een angstiger gevoel. Niks kon hij vertrouwen, niemand kon hij achter zich hebben. Hij wilde weg, 'nobody wants you.' Klonk een duistere stem. Deze viel aan het einde van de woorden weg in de donkere duisternis van zijn gedachten, hij wilde naar zijn mama. Al wist hij niet meer waar zijn mama was, hij had haar een tijdje niet meer gezien. 'I already said that she didn't like you.' Klonk er weer een stem in zijn kop. Angst verschuilde in zijn lichaam maar toch hadden die stemmen gelijk, hij had een lange tijd zijn moeder niet meer gezien. Een lange tijd heeft hij gewacht, ze was nooit gekomen om te kijken dat hij sterke was geworden. Al zag hij haar de laatste tijd niet meer, wilde hij het liefst alles vergeten. Zijn ogen staarde de verte in, zijn lichaam verviel in de duisternis van de nacht. Zijn naam, was een nachtelijke deken. Een deken van bedrog, een deken van de slechte dingen die hij had gedaan. Het leven wat hij achter zich had gelaten, helemaal wilde hij zijn moeder niet meer spreken en zijn vader was omgekomen. Al stapte hij door, langzaam ging hij zitten in de duisternis van de nacht. De schaduw van de maan, de schaduw die hij betreed van zijn moeder. Door haar slechte reputatie stond hij ook slecht aangegeven voor zijn rank, hij was een verknald iemand. Hij zuchten, 'you left you're family so now you're one of us.' Fluisterde een stem die steeds aan het einde leek weg te vallen. Hij negeerde deze stemmen en raapte zich bij een, hij hoorde een geluid achter zich en draaide zijn kop.