Na een lange gaap krulde de kater uit zijn bolletje. Met half dichtgeknepen, slaperige ogen vouwde hij zijn poten onder zijn witte borst. Hij bewoog zijn langharige staart naast hem en keek vlug om zich heen. Door de uitgang van de Warrior's Den kon hij zien dat het ochtend was. Dat betekende dat hij moest gaan jagen, iets waar hij vaak moeite mee had door zijn opvallende vacht. Tijdens Leaf-bare had hij er juist baat bij, maar dat was dan ook het enige seizoen. Soms vroeg hij zich af of het iemand opviel. Omdat niemand er wat over zei ging hij ervan uit van niet. Het boeit me toch niet wat ze van me denken. Probeerde hij zichzelf wijs te maken. Maar hij wist ook wel dat dit niet compleet waar was. Tot nu toe was het hem gelukt om de koude, wat stille en soms zelfs flirterige kater te spelen. Een imago die niet helemaal bij hem paste, maar die hij toch aannam.
"Ugh," met een overdreven zucht ging de kater rechtop zitten. Hij likte een paar keer vlug over zijn poot en wreef die vervolgens over zijn hoofd. Hij kon proberen wat addertjes te vangen bij de Snakerocks. Geïrriteerd pulkte hij met zijn tanden de stukjes mos uit zijn poten. Het was nog wennen om in de Warrior's den te slapen.