Met een gaap verhief de gespierde poes zich van haar mosbed. Haar poten voelden stijf aan na haar dutje, en ze strekte ze kort zodat ze weer goed kon lopen. Terwijl ze de slaap uit haar ogen knipperde keek ze het leerlingenhol rond. Niet veel katten waren aanwezig, op een paar slapende katten na. Het was zeker tijd om te gaan jagen, Scarpaw had honger, maar ze moest eerst jagen voor de Clan voordat ze zelf mocht eten. Dat had ze geleerd.
Maar natuurlijk was het veiliger om met een andere kat te gaan. Tenminste, dat vond ze zelf, al helemaal na het ongeluk van vroeger. Toen was ze helemaal alleen en in het prikkeldraad vastgekomen. Haar moeder Iciclespirit was ook alleen geweest toen ze verdronk. Bonepaw was alleen gaan jagen toen hij veranderde en verdween. Nu was hij waarschijnlijk dood. Kortom, met anderen meegaan was veel veiliger. Maar wie? Het grootste deel van de leerlingen lag te slapen. Allemaal eigenlijk, of ze waren al buiten. Iemand wakker maken wilde ze ook niet doen, ze haatte het zelf altijd zo veel om gewekt te worden. Plots zag ze een witte vacht in een hoekje. Dat was... Lightningpaw, toch? Voor zover ze zich herinnerde was ze nooit raar aangestaard door de poes. Zij was vast wel aardig, dus.
De gelittekende poes sloop rustig dichterbij, erop lettend geen andere katten wakker te maken. 'Hey' miauwde ze zachtjes. 'Heb je zin om mee te gaan jagen?'