Een zwarte kater dwaalde door een dichtbegroeid bos, wat door de begroeiing pikkedonker was, het licht wat de maan weerkaatste vond zijn weg niet door het bladerdek. Dit maakte dat de blauwe ogen van de kater zich groot hadden gemaakt om zo het weinige licht wat er was op te vangen en het mogelijk te maken toch wat te zien. Lightning zag echter dat verderop meer licht was, en sprintte naar de plaats. Behalve licht was ook een uil te horen. Lightning had al eens gehoord van de uil. Het was een handige hulp wanneer prooien niet te vinden waren. De uil kon prooien van mijlenver horen lopen.
Eenmaal bij de boom aangekomen nam Lightning rust. Dit was het eerste territorium van Thunderclan dat hij verkent had. Hij was nu vlakbij het kamp, wist hij. Het werd tijd dat hij zijn clangenoten zou leren kennen. Hij was een nieuweling, en wilde de anderen graag leren kennen. En een mentor vinden, hij had een mentor nodig. Maar eerst even rusten. De zwarte kater plofte neer naast de boom. De grond was koud. Het was winter geworden. De winter was niets voor Lightning.