Disasterpaw had weer is een van de zware nachtmerries gehad, alleen was het wel de hele tijd de zelfde. Dat iets achter haar aan zat en als het haar had haar mee de grond in trok, voor haar was het nogal eng maar toch was het de zoveelste dag dat ze weer haar echte zelf moest spelen in de plaats van de moordenaar die ze was. Ze was midde in het kamp, het was nogal groot want er leefde veel katten en hadden ook veel hun eigen slaapplek. Er was iets in haar leven wat ze ergde, ze moest en wilde vermoorden en ze huiverde naar vers bloed maar ze mogt niet zomaar iedereen vermoorden of aanvallen dan zouden ze weten dat ze een psygopaat was. Kort zwiepte ze met haar staart en liep vrolijk over het kamp heen, niet dat ze echt vrolijk was maar ze moest ze wel doen. Waar zou iemand kunnen zijn die ze kan helpen om weer meer vrienden te krijgen, ze walgde van dat woord vrienden. Ze kende nu al veel katten en niet alleen dat ze spioneerd van katten maar ook omdat ze er meer gepraat heeft, zo kreeg ze ieders geheim. Stiekem begon ze wel te lachen maar hield zich in tot ze een Apprentices op merkte, ze liep er naar toe en riep vrolijk. "Hey Wacht! Wacht op mij!" riep Disasterpaw naar de Apprentices waar bij ze er naar toe rendde.