Sorrelpaw zette zich schrap tegen de wind die haar langharige vacht alle kanten opblies. Dit was niet zo'n goede dag om te jagen. Stom dat ze dat nu pas doorhad. De wind zou haar geur alle kanten opblazen, en de prooi zou haar al van ver ruiken aankomen. Ze zuchtte. Dan maar een wandeling maken. Alhoewel ze niet zo snel kon lopen vond ze het wel heerlijk om te doen. Lange stukken rennen, of iets dat daarop leek, om haar hoofd leeg te maken. Sorrel haalde diep adem, sloot haar ogen en zette haar ene poot voor haar ander, sneller en sneller. Door de wind leek het net alsof ze vloog. De apprentice was verslaafd aan het gevoel. Soms had ze twijfels of ze niet beter in een andere clan was geboren, omdat ze niet zo snel was. Ze wist nu dat ze het mis had, haar hart lag bij de windclan. Plots stopte ze met rennen. Een geur. Ze tilde haar hoofd iets hoger. Windclan. Rustig liep ze in de richting van de geur, en zag een grijze windclan apprentice. 'Hallo' zei ze, helemaal kalm door het rennen. 'Jij bent Dovepaw, toch?'