Voorzichtig liet de poes haar modderige poot in een klein plasje langs het pad dompelen. De vage tweebeengeur hing nog in de lucht, maar was alweer een aantal uur geleden. Het regende niet meer, maar de lucht was nog vochtig. Het was nog vroeg in de ochtend, maar als ze prooi wou vangen zou ze vroeg moeten beginnen. De prooischaarste raakte de clan wel. Maar als iedereen gewoon hun best bleef doen haalde de clan het wel, toch? Het was niet zo dat ze aan het verhongeren waren, maar ze merkte het wel aan het humeur van verschillende katten. Toch bleef Swiftheart optimistisch, en ze moest en zou vandaag wat vangen. Ze trippelde van het tweebeenpad vandaan en ging op weg richting de Owltree, daar zal vast wel wat prooi te vinden zijn. Ze bleef even staan en liet de verschillende geuren in haar mond glijden. Ze rook een klein musje, maar de geur was te zwak om hier dichtbij te zijn. Ze rook ook nog een vervaagde geur van een eekhoorn. En een heel bekende geur, de geur van... Graystripe. Schuw keek ze om zich heen, om een teken van zijn aanwezigheid te vinden. Maar ze zag niets. Verbeelde ze zich dit alles? Ze sloop zacht verder, maar de geur werd sterker. En toen zag ze zijn lange grijze vacht, ondanks de lichte mist die er aanwezig was deze morgen. Ze aarzelde of ze iets zou zeggen, of zich gewoon gelijk om zou keren en weg zou rennen. Maar ze wist dat hij haar al geroken had, dat kon niet anders. "G-Graystripe?" zei ze zacht en ze merkte dat haar stem oversloeg. De beelden van Graystripe en de grijze poes schoten weer door haar hoofd, en de poes krimp in elkaar van de pijn die dit met zich meebracht.