Vrolijk rende Whalepaw door de Twoleg place. Ze wist niet precies waarom, maar ze was heel vrolijk en de drang om te rennen was te groot. Ze rende met grote sprongen door, maar plots stopte ze. In de verte zag ze witte vogels die een beetje rond waggelde, waarschijnlijk waren het een soort huisdieren van de twolegs of zo. De vogels waren groot, heel groot, te groot voor een prooi helaas, ze zou die beesten nooit alleen aankunnen. Bedenkelijk keek Whalepaw naar de witte dieren, hoe heette die ook alweer? ach ja natuurlijk, ganzen. Ze wist niet zeker of ze die mocht vangen, maar het zou wel veel eten opleveren. Langzaam liep ze naar achteren, weg van de vogels om te kijken of er misschien iemand met haar zo'n gans wou vangen. Toen ze ver genoeg was riep ze: ''Hier vlakbij zijn ganzen, heel groot, zou iemand die misschien met mij willen vangen?'' In haar blikveld kon ze geen poes vinden, maar misschien waren er poezen die haar hadden gehoord en wouden helpen.