Met wijd opengesperde ogen lag de gouden apprentice in zijn nest. Al de hele nacht kon hij de slaap niet vatten, en dus lag hij maar te kijken naar de andere slapende apprentices. Opeens stond een bruingestreepte poes recht en liep ze naar buiten. Nu werd zijn nieuwsgierigheid gewekt, dus stond hij reht en volgde hij haar. De weg naar buiten was niet zonder obstakels, en tegen dat hij buiten was had hij tegen tenminste vijf andere apprentices gebotst. "Is daar iemand?", vroeg de poes opeens, toen hij net buiten was. "Niet zomaar iemand.", antwoordde hij, terwijl hij ietsje dichterbij kwam. De maan scheen en liet hun vacht oplichten met een zilveren gloed. Nu was het pas duidelijk waarom zijn naam "Golden"paw was, als je die gouden glinstering zag. Hij proefde de lucht eens en herkende de andere appentice nu als Owlpaw, die altijd al een dengenootje van hem geweest was.