Sneeuw dwarrelde naar beneden en bedekte de Twolegplaats met een witte laag. De zwarte kater liet een spoor van kleine pootafdrukjes achter toen hij langs een groepje bomen een tuin in liep. Hij sprong over een hekje, bijna een vijver in die zich er direct achter bevond. Gelukkig voor hem lagen er stapstenen in, waar hij keurig op landde. `Stomme Twolegs,' mompelde hij. Hij sprong naar een tweede stapsteen en toen naar een derde. Hij was bijna bij de overkant en maakte zich klaar voor de sprong. Deze steen was gladder dan de anderen, maar hij dacht dat het wel goed zou komen. Hij zakte door zijn achterpoten, die weggleden, en sprong. Ergens tussen de stapsteen en de kant landde hij in het water. Het was koud en het eerste wat in de zwarte kat op kwam was dat hij dood ging. Misschien ging hij dat ook wel. Hij zou dan de BloodClan nooit meer zien. Nooit meer.