Voetje voor voetje sloop een lichtgekleurd figuurtje tussen de dennenbomen door. Haar azuurblauwe ogen schoten steeds heen en weer, alsof ze bang was betrapt te worden. Featherleaf ging zitten en haalde even diep adem. Ze was niets verkeerd aan het doen, er was geen reden om gejaagd te zijn. Zoals wel vaker kon de crèmekleurige poes niet inslapen, achtervolgd door de afschuwelijke beelden van het Skyclan kamp dat verteerd werd door de vlammen. Dus had ze het maar opgegeven en was stilletjes het kamp uit geglipt. Nerveus keek ze omhoog, naar de maan die bijna niet zichtbaar was door het bladerdek van de bomen. Het maanlicht gaf haar lange pels bijna een zilveren gloed. Featherleaf vond het dichte dennenwoud er dreigend uit zien, alsof het wist dat ze hier niet hoorde. De poes voelde een rilling over haar rug trekken. Niet aan denken, zei ze streng tegen zichzelf, dit is nu ook jouw thuis. Ze geloofde haar eigen woorden niet, maar ademde toch wat kalmer dan voorheen. Toen Featherleaf opstond schudde ze even haar haren uit, want ze had al gemerkt dat kleine stukjes mos en dennennaalden makkelijk bleven hangen in haar lange vacht. Tussen de bomen door kon ze een lichtvlek ontwaren, waarschijnlijk een open plek, beschenen door het maanlicht. Voorzichtig liep ze erheen en bleef even bij de rand van de plek staan. Langzaam stapte ze het veldje op, om zich heen kijkend om zich ervan te verzekeren dat ze alleen was. Toen ze een zwart figuurtje kon ontwaren bleef ze stokstijf staan. Onzeker beet ze op haar lip. Wat moest ze nu doen? Weglopen, of... hallo zeggen? De andere kat had haar waarschijnlijk al gezien, aangezien hier in het midden van een open plek stond. 'Euh...' begon ze aarzelend, haar stem niet meer dan een fluistertoon. 'H-Het spijt me... Ik wist niet dat er al iemand was, ik wilde niet storen...' Onzeker keek ze naar de andere kat, maar kon enkel een schaduw onderscheiden. Featherleaf zette een stap achteruit. Moest ze nu al weggaan of op een antwoord wachten?