Het zonnetje scheen achter de wolken, daarom was de zon dus niet te zien. Enkel een dunne flinter van een zonnestraal of doorbreking van de wolken. Het was een grauwe lucht, horend bij bladkaal. Een lichte poedersneeuw strekte zich uit over de paden van de warriors en tweedbenen. Bomen, struiken en grasvelden lagen onder een witte waas, er viel niet aan te ontkomen. Op een van de paden waren sporen te vinden, alleen geen sporen van een tweebeen. Logisch, want een tweebeen zou dit pad nooit opmerken. Je zag ze in de flinterdunne laag sneeuw staan, terwijl de wind ze langzaam begon weg te vegen. Als we dit spoor volgen, komen we uit bij de eigenaar... laten we dat maar doen. Een dun spitsmuisje rende door het struikgewas en dook zijn holletje in. Een schaduw, waarvan we eerder de sporen hebben gezien, keek er met een fronsend gezicht naar. Jammer, al moesten er wel muizen overblijven. Hij wist dat, omdat er anders volgendjaar helemaal geen muizen of ander prooi meer zou zijn. De grijze kater draaide zich om en vervolgde zijn stappen. De wind met opwaaiend sneeuw speelde in zijn lange vacht, terwijl zijn wijs en amber kleurige ogen nadenkend voor zich uit keken. Hij kuchte en snoof met zijn kop geheven in de lucht, een bekende. Toen hij de geur volgde leidde het naar de rivier. Hij liep vlakbij de Thunderclan grens en keek neer op de rivier, daar zag hij een poes bij de rivier zitten. Een tevreden glimlach gleed over zijn lippen, altijd leuk om jonge rekruten uit zij clan te zien. Hij trippelde op kalm tempo naar beneden en bewoog met zijn oren. Toen hij bij de witte poes was aangekomen was zijn uitdrukking even vriendelijk en wijs als altijd. ''Kijk je wel uit bij het ijs, jonge warrior?'' sprak Stormstar tegen de leerling.