Embershine keek rustig om zich heen. Hij zag veel witte sneeuw en groene dennennaalden, bruine stammen en een lichtgevende maan. Het aanzicht beviel hem goed en hij bleef zo een tijdje staan, tot hij het bekende geritsel van een prooidier hoorde. Meteen liet hij zich in de sluiphouding vallen en hij opende zijn kaken, zodat hij wist welke sluipmanier hij moest gebruiken. Hij rook muis, en hij wist dat deze diertjes gevoelig waren voor trillingen. Waarschijnlijk omdat ze zo klein zijn, dacht hij en hij snorde zachtjes en geamuseerd. Hij gebruikte de juiste sluiptechniek en hij doodde de muis met één snelle beet. Hij pakte de muis op en legde hem onder wat varens, waar hij voor de zekerheid nog wat aarde overheen schopte. Hij merkte dat hij meer zin had in het jagen, dus heropende hij zijn kaken en hij snoof de lucht op. Een lekkere en zachte lucht kwam hem uit de Pinewoods tegemoet. Hij rook nog een andere kater, Ashdrizzle. Hij had wel zin in wat gezelschap en hij liep naar de kater toe.