Sammie snuffelde door het huis, opzoek naar wat te eten. Ze had vreselijke honger, ondanks dat ze net wat had gegeten. Toen ze nog bij haar moeder woonde had ze nooit honger. Ze mocht dan altijd gewoon drinken bij haar moeder. Die had de lekkerste melk van de hele wereld. Toen haar zusjes al weg waren had zij alle melk voor haar alleen. Maar toen kwamen de tweebenen haar halen, en kreeg ze vieze droge brokken. Soms kreeg ze wel vlees, maar wel uit een zakje in de koelkast, en in kleine porties. In het hele huis was geen enkel eten te vinden. Ze besloot naar buiten te gaan en daar te zoeken. Misschien kon ze wel een muisje vangen! Haar moeder had dat wel eens laten zien. Eerst deed je je neus in de lucht, en snoof je diep. Als je een muisje rook volgde je de geur. Als je hem zag moest je in aanvalspositie gaan liggen. En dan, huppakee, een lekkere maaltijd. Het zag er erg simpel uit als haar moeder het deed. Ze betwijfelde of zij het ook zou kunnen, maar ze zou het proberen. Dus stapte ze naar buiten en deed stap een, je neusje in de lucht gooien en goed snuiven. Helaas, ze rook geen muisje. Maar wel iets anders. Een onbekende geur die toch iets bekends had. Een hele rare kat. Ze tuurde de tuin rond en zag de vreemde kat. 'Wie ben jij, en waar kom je vandaan?', vroeg ze nieuwsgierig.