Met een natte vacht liep er een mooie zwart-witte poes door de bomen. Haar gouden ogen zochten naar iets om te doen. Ze was het kamp uit gegaan omdat ze zich dara verveelde maar ze had nooit besloten wat ze ging doen. Even stak de poes haar tweekleurige neus in de lucht. Ze rook een sterke geur van regen, bos en modder maar ook een lichte geur van eekhoorn. Rustig trippelde de poes richting de geur. En daar zag ze een eekhoorn tussen de wortels van een boom. Rustig zakte de poes door haar zwart-witte pootjes en maakte ze zich klaar om, op het eekhoorentje te springen. Maar toen uit het niets zag ze iets anders op de eekhoorn springen! Het was een apprentice! Verbaast hees de kleine poes zich weer recht op. Haar mooie gouden ogen stonden verbaast en in de war toen ze naar de kat keek die de eekhoorn had gevangen.