Vage streepjes zonlicht scheen door het oneven gat in de schuurdoor heen en viel neer op een klein, opgekruld bolletje dat nog lag te slapen tegen een strobaal aan. Miu lag met haar rug naar de zon gedraaid maar werd ondanks dat toch langzaam wakker. Terwijl ze ontwaakte uit haar lichte slaap opende ze haar lichtblauwe ogen en knipperde ze langzaam. Terwijl de jonge kitten langzaam acclimatiseerde rolde ze op haar rug en knipperde ze nogmaals, zich afwendend van het felle licht. Ze keek tegen een saai plafon aan toen ze haar ogen weer opende en de sterke, muffe geur van stro en hooi hing om haar heen. Het duurde even voor ze zich de gebeurtenissen van gistere weer kon herinneren. Ik .. ik ben weggejaagd .. door een hond! Toen ze het zich weer herinnerde krabbelde ze snel overeind. Dat was waar ook. Ze was heel erg afgedwaald van BloodClan en kwam uiteindelijk terecht op een erf waar een grote hond de wacht hielt. Miu rilde bij de gedachte en het idee dat er iets was wat haar de stuipen op het lijf had gejaagd. Voorzichtig kwam ze overeind en trippelde ze naar het gapende gat in de schuurdoor. Ze tuurde er onder door en merkte geen hond op. Met wat meer zelfvertrouwen sprong ze door de uitgang en keek om zich heen. De sneeuw was volledig gesmolten en het gras onder haar poten voelde zacht aan. Het was lente! Ze had haar moeder tegen haar broer horen praten maanden terug. ‘Winter is koud en wit, maar over een paar maanden word het lente en dan zal alles warm en mooi worden’. Miu nam aan dat dit lente was. Hoewel de zon nog niet volledig scheen en bedekt was door wolken, en er nog steeds een enigszins koel briesje door haar vacht streek. Vluchtig ging ze in de richting van de bomen in de verte met de intentie om terug te keren naar BloodClan .. als ze de weg terug kon vinden. Toen ze de boomgrens had bereikt en ze alle prooi hoorde herinnerde ze zich dat ze al sinds gistermiddag niets gegeten had. Alsof dat een teken was rommelde haar maag luid en schoot een honger gevoel door haar lichaam heen. Haar blauwe ogen vernauwde zich en ze keek zuur naar een merel die hoog op een tak zat ver buiten haar bereik. “Stomme merel! Als ik groter ben krijg ik je wel” Blies ze. De merel nam haar dreigement zwaar op en vloog meteen weg. Miu keek hem vuil na. Stom beest, ze hield zich aan die belofte! Dat was zeker! Terwijl ze verder trok merkte ze een vreemde geur op die zeer bitter rook. Het was overal en hing heel sterk in de lucht. Wat de jonge kitten niet wist was dat ze momenteel in ThunderClan territorium verkeerde! Ze keek voorzichtig om zich heen want ze begon katten te ruiken. Ze rook ze maar zag ze niet. Toen een groot, apart gekleurd ding opvloog vanuit een kluit varens sprong Miu met een luide angstkreet omhoog. Met een dikke vacht keek ze het ding na en sprintte ze zo snel mogelijk naar een open plek in de verte. Ze stopte pas toen ze voor een grote opening tussen een paar stenen stond. Een beetje op haar teentjes getrapt door haar eigen schrik moment ging ze zitten en streek ze haar dikke vacht glad. Ze maakte een boos geluidje en ging haast mokkend voor zich uit staren. Ze spitste haar oren echter toen ze een heel zacht geritsel hoorde. Miu sprong op en tuurde in de duisternis van de stenen. Iets kwam haar kant op .. en het maakte bijna geen geluid. Voorzichtig ging ze een stapje achteruit. God weet wat er zo uit mocht komen!