Een kleine kitten lag bij zijn moeder te snorren. Zijn vacht was duidelijk herkenbaar in de zwarte vacht van de poes. Hij werd alweer wakker en begon gulzig te drinken van de heerlijke melk. Hij snorde vrolijk en gaf zijn moeder een kopje. "Ik ga buiten spelen, mama." Met zijn grote blauwe ogen staarde hij naar de poes. Hij trippelde daarna naar buiten toe. Het was heel erg rustig in het kamp. Er was net een patrouille vertrokken en sommige mentors gingen jagen of trainen met hun apprentices. Hij kon echt niet wachten tot hij mocht gaan. Zijn blauwe ogen keken naar de grotere kittens die al veel meer konden. Hij snoof even en ging voor de nursery zitten. Hij wilde zo graag hetzelfde doen, maar hij was nog maar een halve maan oud. Hij gromde even en begon zijn pootjes schoon te likken. Hij keek om zich heen en zocht naar andere kittens. Misschien konden ze een spelletje spelen met een grote hoop anderen. Dat zou pas leuk zijn. Hij wist dat er nog een nestje was, maar hij kende er niet veel van. Hij zag ze soms ook wel in de nursery bij hun moeder. Hij had zijn vader ook nog niet gezien. Waar was hij toch? Hij zuchtte even en miauwde luid. "Hallo! Zijn er hier kittens die met mij een spelletje willen spelen?!" Zijn stem kon nog niet luid, maar als er kittens in de buurt of de nursery waren hadden ze hem vast wel gehoord. Hij zwiepte speels met zijn staart en wachtte nieuwsgierig af tot er andere kittens zouden komen. Zo kon hij de anderen ook leren kennen en kon hij meer doen met zijn eigen broertjes en zusjes. Hij hoopte maar dat ze kwamen want anders bleef hij hier helemaal alleen zitten en daar had hij geen zin in.