Someone, please... [~ Open]



 
IndexGebruikerslijstRegistrerenLaatste afbeeldingenInloggenZoeken
We're part of a story, part of a tale. We're all on this journey, no one is to stay. Where ever it's going. What is the way?
Welcome
Warrior Cats is een rollenspel gebaseerd op de serie 'Warriors' van Erin Hunter. Je verkent hier al schrijvend de geliefde wereld van de Clankatten, rogues en kittypets. Dit doe je door je eigen karakter aan te maken, waarbij je bijna alles zelf mag bepalen over uiterlijk en karakter. Wild of tam, goed of slecht, sociaal of eenling? Help jij oorlogen te voorkomen? Of ben je een van de katten die hongerig opzoek is naar een groter territorium en meer macht? Het kan allemaal op Warrior Cats.
KIND OF WEATHER
NEWLEAF
Season
Newleaf, 10°C - 20°C
Langzaam maar zeker komen de eerste bloemen weer op. De zon breekt weer door wat zorgt voor een aantal warme dagen. Newleaf zet alles in volle bloei.
WHAT'S HAPPENING
Current Event
BEWARE THE BEAST
THE ALLEGIANCES
Clans
THUNDERCLAN
RIVERCLAN
WINDCLAN
SHADOWCLAN
BLOODCLAN
THE MANAGEMENT TEAM
Staff
Admin
Admin
Admin
Mod
Mod
COME JOIN US
WC DISCORD

SWITCHERDIESWITCH
SWITCH ACCOUNT

Deel
 

 Someone, please... [~ Open]

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Ga naar beneden 
Breeze
Member
Someone, please... [~ Open] DPKsfdL
Miss C.
125
Actief

CAT'S PROFILE
Age: I've seen 6 full moons already
Gender:
Rank:
Breeze
BerichtOnderwerp: Someone, please... [~ Open]   Someone, please... [~ Open] Icon_minitimewo 19 dec 2012 - 17:27

Someone, please... [~ Open] 221dp4
Pikkedonker was het in haar omgeving, geen enkel lichtpuntje te bekennen, nergens, helemaal nergens en niks viel er te zien. Enkel de duisternis, de duisternis had haar opgeslokt, haar meegenomen naar waar ze nu was. Het had haar door haar leven geleid en ervoor gezorgd dat zij nu was waar ze nu stond. Het had haar eigenlijk altijd al omringt, maar het maakte haar nu niet uit, ooit zou ze immers het licht zien. Ooit zou ze weten wat er om haar heen was en als dat nu nog niet was, dan was dat zo. Dan was dat nu nog maar niet. Ze had geduld en dat geduld zou ze gebruiken, gebruiken elke keer dat ze het nodig had, als ze het had kon ze het immers gebruiken ook. Elke keer zou ze weer wachten tot eindelijk het moment daar was. Wanneer dat was, maakte dan niet uit. Maar het zou er zijn, dat wist ze, het was gewoon een gevoel. Katten spraken altijd over de buitenwereld, de wereld buiten het kamp. Hoe mooi deze wel niet was. Ooit, Ooit zou ook zij kunnen zien en weten wat er om haar heen gebeurde, ooit zou ook zei kunnen praten en lachen om dingen die gebeuren. Ze zou zelf dingen om haar heen kunnen opmerken met haar eigen ogen. Deze dag zou zoiezo komen, de dag waar zij op zou hopen. Altijd zou er trouwens wel iets zijn om op te hopen, want als dit er niet was, wat had leven dan nog voor zin? Als je nergens op kon hopen, dan had het toch geen zin meer? Waarvoor leefde je dan nog? Waarom was je dan nog op de aardbol? Nergens voor, je leefde voor niks en dat was een groot probleem. Als je voor niks leefde, als je niks had om voor te vechten, dan werd je depressief, dan leek het leven nutteloos. Dan zou het lijken alsof je niks aan je leven hebt en waarom zou je dan nog verder gaan? Waarom maak je er dan niet direct een eind aan? Dat was toch vele simpeler? Bovendien zou niemand er last van hebben want er was toch niemand die om je gaf. Dan kon je er toch beter een eind aan maken, niet? Dat was nou net wat vele katten deden, als ze geen uitweg meer zagen, als ze even niks meer hadden om op te hopen, voor te vechten, om voor te leven, dan volgde al snel de dood. Echter als ze even hadden doorgezet had hun leven er waarschijnlijk beter uitgezien, als ze even zich hadden vermand en het gevaar hadden bestreden, als ze maar even tegen de slechterikken hadden gezegd dat alles hen niks kon schelen, als ze gewoon even hadden geprobeert opnieuw te leven, dan was het ze gelukt, maar hoe vaak hen dit ook gezegd werd, dit zouden ze nooit geloven, ook daarna niet en al zouden ze. Terug konden ze niet meer, nooit meer. Het was gedaan met hen, ze deden er anderen pijn mee, maar zelf wisten ze dit niet. Zelf waren ze van al hun problemen verlost, maar de stelletje egoïsten hadden er anderen mee pijn gedaan.

Nu dat de kleine kitten nog niet kon zien, speelden er continue dingen af in haar hoofd, ze fantaseerde over hoe het buiten zou zijn, ze fantaseerde over haar famillie, haar zusjes, broertjes, moeder, vader, alles. Ze had al wel wat opgevangen over moorden en dat soort zaken en nu zat ze er al een hele tijd over na te denken, waarom zou je dood gaan? Waar ging je heen als je dood ging? Hoe zou het zelfs zijn om dood te gaan? Zou je het zelf erg vinden? Of stond er je misschien iets goeds te wachten? Wie zou ooit deze vragen kunnen beantwoorden? Welke kat zou dat kunnen? Waarschijnlijk niemand, want dan zou de kat moeten zijn opgestaan uit de dood, nou vind maar eens zo’n kat. Veel succes gewenst alvast. Nee, dat was onmogelijk, je kon geen kat vinden die was opgestaan uit de dood, laat staan dat je kon weten hoe het was. Alhoewel, ze had wel eens ergens gehoord over Starclan, waarschijnlijk van haar moeder. Clankatten geloofden hier in, het was een plek waar dode katten uit de clans zogezegd naartoe gingen. Aan hen hadden ze alles te danken, het bos, de verdeeldheid, het water, de dieren, de leiders, alles. Starclan was hun heiligdom, het was hun god en ze vereerden het alsof ze anders naar de hel gingen. Tenminste dat zeiden de katten hier en dat had ze opgevangen van gesprekken van haar moeder met andere katten terwijl zij erbij was. Dat was niet vaak geweest, want ze had al door gehad dat haar moeder het nou niet echt op prijs stelde dat ze kittens had. Ze verborg het veel liever, ze was liever niet bevallen van kittens. Maar waarom dan? Waarom had ze het dan toch gedaan? Voor hetzelfde geld had ze haar en haar siblings toch kunnen doden? Dat was toch vele simpeler geweest voor haar of niet soms? Dan hoefde zij zich niet meer te schamen dat ze kittens had, was ze van hen af en zou ze hier niet dag en nacht zitten. Er moest iets zijn wat de poes tegenhield. Haar haat voor kittens die was er namelijk. Waarom zou ze dan toch voor hen zorgen? Voor hetzelfde geld had ze ze mee kunnen geven aan een andere queen die wel voor hen wou zorgen. Maar ze had hen zelf gehouden en voedde ze zelf op. Waarom? Waarom zou ze dat doen? Het was toch vele simpeler ze te doodden? Ze weg te geven aan een andere queen? Of vergistte ze zich daarin? Was er toch iets dat haar tegenhield? Maar wat was dat dan? Toch de band die ze met hen had of zat er nog iets tussen? Was het misschien omdat ze de vader te aardig vond, dat ze het niet kon? Zou ze zich anders schuldig voelen moest ze hen weggeven? Het zou kunnen...

In het hoofd van het poesje ging heel veel rond en elke keer schakelde ze over op een ander onderwerp, maar hierdoor lag ze de hele tijd doodstil, ze veroerde geen vin. Haar zwarte lichaampje bleef liggen zoals het lag en hoewel haar siblings misschien aan het rondkruipen waren, zat zij na te denken. Het was haar al wel duidelijk dat ze anders was. Altijd hoorde ze haar siblings immers piepen en rondkruipen, terwijl zij stil bleef zitten en zat te denken. Nooit gaf ze ook maar een kik en altijd zat ze dicht tegen haar moeder aan, haast verstopt in de al even zwarte vacht. Enkel om te drinken kwam ze in beweging en omdat ze meestal tussen haar moeders voorpoten lag, was dat wel een eindje voor zo’n kleine kitten als zij. Daarbij ging het nog niet zo makkelijk, de techniek van het lopen had ze nog niet echt erg goed onder de knie, zeker omdat ze niet wist wat onder en boven was. Met de dag ging het beter, maar nog steeds viel ze elke keer wel een keertje om of sleepte ze zich enkel maar een beetje vooruit. Altijd kwam ze er wel, maar dat kostte haar even wat moeite en dan had ze enkel meer dorst. Piepen deed ze haast niet, soms heel even als ze haar moeder niet kon vinden of als ze bang was, maar anders zweeg ze. Misschien als ze eindelijk iets kon zien en ze eindelijk haar ogen had geopend dat ze wat meer zou praten, maar waarschijnlijk niet. Weer hoorde ze een sibling piepen en ze probeerde haar oortjes dicht te stoppen, maar zonder succes. Wel legde ze ze in haar nek, omdat ze zo toch al een klein deeltje minder hoorde. Als ze nadacht wou ze stilte en geen piepende siblings om haar heen. Pratende katten mocht wel, dat kon soms nog interessant zijn. De gesprekken die volwassenen voerden, waren uiterst interessant. Er zat voldoende informatie in, roddels van de laatste paar dagen, waarheden, discussie’s over alles en niet, het hoorde er allemaal bij. Alles kon interessant zijn, alles kon je nog gebruiken voor later, niet? Elke nuttige boodschap was iets om te onthouden, je kon het misschien ooit nog eens gebruiken. Desnoods om gewoon en gesprek te starten. Maar als je al iets wist over een kat of groep katten, dan keek je minder snel vreemd op als die kat in kwestie erbij was, over zijn gewoonten. Het zou je helpen in een makkelijkere omgang met anderen, niet waar?

Even zuchtte het jonge katje en drukte zich tegen haar moeder aan, ze wou warmte en ze wou de wereld zien, maar dat kon ze nog niet. Ze wist niet hoe lang het nog zou duren tot haar ogen zich openden, maar een ding wist ze wel. Het zou er vast niet zo donker zijn als het nu was, niet waar? Een zachte wind streelde haar vachtje en het maakte een licht ruisend geluid, als dat van de zee. Het gaf haar rust, kalmeerde haar en een glimlach had haar gezicht versierd. Het was nu compleet stil, niks of niemand piepte nog of zat te bewegen, zelfs haar moeder en de katten om haar heen waren compleet stil. Misschien moest ze nu maar eens proberen te slapen, ze zou de energie nodig hebben. Straks zouden de katten om haar heen weer lawaai gaan maken, dat wist ze gewoon. Er was maar een periode wanneer het stil was en die priode gebruikte ze meestal ook. De rustige ademhaling van haar moeder klonk in haar oor en door het constante ritme ervan viel ze al gauw in slaap.

Maar jammer genoeg leek de rit naar dromenland en weer terug niet lang te duren, alhoewel dit het in het echt wel was. De kitten wou eigenlijk meer slapen, maar de geluiden om haar heen waren te luid om nog te slapen. Voorzichtig spitste ze haar oren, maar merkte plots dat ze haar moeder niet meer voelde of rook. Angstig begon ze een beetje in de ronte te lopen. Waar was ze? De kitten zou en moest haar vinden, even probeerde ze haar ogen open te doen in de hoop dat ze haar dan zou zien, maar dat werkte niet. Ze kreeg ze geen millimeter open en dus moest ze vertrouwen op haar gevoel, gehoor en reuk. Waar was die kattin? Waar had ze zich verstopt? Ver kon ze toch niet zijn? Of wel soms? Even liet ze een zachte zucht horen en spitste haar oren weer. Waar was mammie? Waar waren haar siblings? Waar bevonden ze zich? Een hoog pieptoontje was te horen terwijl ze zich voortbewoog. Een beetje onhandig liep ze met haar dichte oogjes rond en botste zo een aantal keer tegen dingen of katten op. Verslagen bleef ze na een tijdje zitten, dit had geen nut. Haar moeder moest haar vinden, dit zou niet kunnen werken. Weer probeerde ze haar ogen te openen en eindelijk kreeg ze ze een klein stukje open, maar het felle licht liet ze ze snel weer toe knijpen. Echter wou ze wel haar moeder vinden, de warmte van haar vacht in deze koude voelen. Ze wou haar vinden, haar voelen, ze wou een beetje warm worden. De grond onder haar poten was ijskoud en langzaam zakte ze er nog in weg ook. Weer liep ze een eindje verder en probeerde haar ogen weer open te doen, voorzichtig en traag gingen haar oogjes open. Nog niet helemaal, maar al wel een stuk. Ze moest even aan het licht wennen en na een tijdje deed ze ze helemaal open. Eindelijk kon ze de wereld zien, eindelijk zag ze de kleuren die ze nooit had gezien, eindelijk was er een beetje licht in de tunnel die ze haar leven noemde. Op de plek die ze de wereld noemde. Overal om haar heen waren katten, haar moeder vinden werd dus een hele klus. Ze wist niet hoe haar geliefde poes er uit zag, het enige wat ze wist was de zachte, korte vacht die ze altijd voelde, de heerlijke geur van het dier die haar neus meestal vulde en het geluid van de wind die door haar vacht ruisde. Even keek ze naar het spul onder haar poten, datgene waar ze daarnet zo in wegzakte. Het was oogverblindend haast, zo ontzettend wit. Even keek ze nog wat rond, op een blauw vlak boven haar waren enkele witte vlekken te zien die zich traag over het blauwe vlak bewogen en dan had je nog een gele bal, die zo fel was dat jer er niet in kon kijken. Weer keek ze verder, overal waren katten druk in de weer en sleepten ze dingen af en aan. Wat zouden ze toch allemaal meenemen? En sterker nog waarom? Wat zou er nou zo belangrijk zijn dat ze telkens af en aan sleepten. Voorzichtig sloop ze dichterbij, maar probeerde wel terug te gaan naar de plek waar ze vandaan kwam. Nu ze wist wat boven en onder was en hoe het terrein er uit zag wist ze veel beter recht te blijven staan. Voorzichtig kwam ze dichterbij, maar veel verder niet. Straks gingen katten zich nog afvragen wat ze hier deed, gingen ze dat vragen en zou zij heel schuldig moeten antwoorden dat ze dat niet wist. Ze zouden kunnen vragen wie haar moeder was en dan zou ze heel onschuldig haar schouders ophalen om te zeggen dat ze dat ook niet wist. Ze had enkel een geur om haar te omschrijven. Maar omschreef jij maar eens de geur van iemand. Nou je kon veel zeggen, maar dat was erg moeilijk. Als ze het zou ruiken, zou ze het weten, maar anders was het voor haar vrij onbekend. Stil keek ze naar de warriors wat deze meehadden, het waren vreemde dingen, eentje had lange dingen op een rondje, het ander liep heel spits af en had aan de andere kant een plat, dik draadje. Maar wat het waren, daar kon ze niet aan uit. Ze zag nog een kat, deze had iets helemaal anders vast. Het zag een beetje grijs-blauw en had dunne vliesjes aan de zijkant en een dun vliesje aan het einde. Ook leek het ogen te hebben, dus waarschijnlijk was het een dier. Stil was ze blijven zitten en keek ernaar hoe de kat het op at, alsof zijn leven er vanaf hing. Met grote happen ging het naar binnen en al snel was er niks meer van het ding over, behalve iets wat op ribben leek. De grotere kat stond op, verstopte de ribben en ging weg. Waarom zou hij die verstoppen? Er was toch niks ergs aan dat hij gegeten had? En bovendien hadden velen hem zien eten. Ach haar maakte het niet veel uit, maar was het niet vele simpeler, dat gewoon te laten liggen? Er was toch niemand wie zich er aan stoorde? Misschien dat enkel de punten van dat ding soms een beetje in je poot konden steken, maar voor de rest maakte het toch niet veel uit of vond hij soms van wel? Waarom zat trouwens iedereen hier en niet een eindje verderop, daar zag ze niemand. Waarom zat iedereen hier? Waarom zat zij hier? Omdat ze niet verder wou, dat was simpel, maar waarom zat iedereen hier? Wat was dit? Waarom zat iedereen bij elkaar? Terwijl de wijde wereld niet eens 20 meter van hen vandaan was? Dat was toch onlogisch of leek dat maar zo? Haar oogjes schoten van links naar rechts en zochten die ene poes waar ze nu al een tijdje naar op zoek was. Haar moeder, die kattin die niet van kittens hield, die kattin die haar opvoedde, die kattin waar zij ontzettend veel van hield... Waar was die? Haar oogjes flitsten weer van de ene naar de andere kant, ze moest haar vinden. Ze begon dorst te krijgen en bang te worden. Voorzichtig zette ze een stap achteruit en voelde iets tegen haar rug. Het kleintje schrok zich kapot, sprong nog net geen meter in de lucht en draaide zich vliegensvlug om, ze was tegen iets groots gebotst. Zou het leven? Waarschijnlijk niet, ze zag een aantal katten binnen zitten, niet veel. Een of twee grotere en ook een paar kittens geloofde ze. Voorzichtig liep ze weer in de richting van het reusachtige ding en keek even omhoog. Het was zeer groot, maar hol vanbinnen, je zou er niet nat worden als het regende, dat was zeker, het was lekker droog en knus en er lag iets van stro of hooi op de grond. Doodsbang keek ze om het hoekje, de geuren die haar neus binnenkwamen herkende ze voor geen meter en direct trok ze zich dan ook weer terug. Dit waren vreemden, dit waren niet de katten naar wie zij opzoek was. Iedereen en alles was nu goed, haar moeder, haar zusje, zelfs haar vader vond ze op dit moment best! Die kater kon haar immers naar haar moeder brengen, niet waar?

Een bange, trillende zucht verliet haar lichaam en ze keek rond. Hoe kon ze in Starclans naam haar moeder herkennen? Ze had dat beest nog nooit gezien. Een traan van angst en verdriet rolde over haar wang, wat als ze haar nooit meer terug vond? Dan... Dan... Dat zou gewoon een ramp zijn, ze zou sterven van de dorst of ze moest hulp gaan vragen aan iemand anders, dan zou die haar moeten opvoeden en eten geven. Maar welke zot ging haar nou eten geven? Welke gek haalde dat in zijn hoofd? Niemand toch? Of wel, waren er katten die dat wel wouden doen? Weer rolde er een traan over haar wang, het werd hij een beetje te veel, ze wou gewoon haar moeder terug. Ze wou hier niet zitten als een wees zonder moeder. Waarom deden sommigen haar dit aan? Hadden ze zelf geen leven ofzo? Moest alles via haar gebeuren? Het kleintje begon te snikken en bang keek ze om zich heen, ze wist dat ze deze wereld niet alleen kon overwinnen. Daar had ze anderen voor nodig, zeker nu in de tijd dat ze nog maar net geboren was. In de eerste paar maanden had ze juist haar moeder het ergst nodig, maar waar was ze? Als ze heir bleef zitten vond ze haar natuurlijk nooit, maar ze durfde gewoon niemand er op aan te spreken. Ze was een bangerik, dat was ze gewoon. Een ontzettende bangerik. Plots zag ze vanuit haar ooghoek een kat op haar afkomen, direct duwde ze zich angstig tegen de schuur aan en maakte zich zo klein als mogelijk, ze hoorde de stem van de kat. Waarschijnlijk een kater. Hij sprak tegen haar, maar zij antwoorde niet. Ze wou niet, hij was eng, net zoals alle anderen hier! Enkel haar moeder wou ze zien, wou ze spreken en knuffelen, niet dit enge monster. Na een tijdje hoorde ze zijn pootstappen verder weg gaan, eindelijk, ze had dat beest lang genoeg moeten aanhoren. Wie het was wist ze niet, wat het eigenlijk had gezegd ook niet, geluisterd had ze immers al helemaal niet. Ze ging toch niet aanhoren wat een wildvreemde tegen haar zei? Ze was niet geheel gestoord?! Traag keek ze weer op, maar bleef als een klein bolletje opgerold. Was de kust eindelijk veilig? Haar adem was vrij schokkerig en bang liet ze haar blik over de katten glijden, ze kreeg hoe langer hoe meer het gevoel dat deze katten bij elkaar hoorden, ze een soort famillie een soort groep vormden. Een zachte zucht verliet haar lichaam en ze raapte de moed bij elkaar, ze moest hier even weg, hier blijven zitten had zoiezo geen nut. Voorzichtig zette ze een poot in de richting van de katten, maar al snel zette ze een stap zijwaarts en toen ze nog een kat zag aankomen, kroop ze steeds struikelend over haar eigen poten achteruit tot ze in het hoor belande. Damn, ze was de schuur binnengegaan. Geschrokken keek ze achterom en zag dat er katten in de schuur zaten. Totaal geen besef hebbend van wie het waren of wat ze hier deden, rende ze naar een hoekje van de schuur. Als een zwart bolletje keek ze naar de katten in de schuur. Ja, ze moest toegeven dat ze helemaal de weg kwijt was, ze wist niet meer waar ze vandaan kwam, ze wist niet meer waar ze heen moest en langzamerhand begon ze ook te vergeten hoe haar moeder heette. Ze had de naam een keer gehoord en daarna niet meer en dat maakte het lastig hem te onthouden. Ze moest toegeven dat het stro heerlijk was om in te liggen, lekker warm en droog, wel wat anders dan die ijskoude, vochtige en harde grond buiten die helemaal wit zag. Enkel hier en daar zag ze in de grond buiten, bruine plekken en hier en daar een paar groene sprieten. Ze wist niet wat het allemaal was, maar in ieder geval hield ze hier meer van. Als je haar niet had zien binnekomen had ze wel iets weg van een kleine zwarte rat, omdat ze helemaal in elkaar was gedoken en haar oortjes in haar nek had gelegd. Met angstige ogen keek ze de ruimte rond, er was genoeg plaats voor veel meer katten, maar er zaten hier niet zo veel. Een paar maar niet al te veel. Waarom? Waarom zou dat zo zijn? In deze schuur was het veel lekkerder dan buiten, waarom zou iedereen dan toch buiten zitten? Tja, dat vroeg ze zich daarnet ook al af, enkel ging het dan waarom zitten ze allemaal op elkaar, toen was ze er achter gekomen dat al deze katten waarschijnlijk als een groep samenleefden, maar waarom kwamen ze hier dan niet? Dat was toch onlogisch, of lag dat aan haar?

Ze wist eigenlijk niet zeker of de katten hier haar hadden gezien, maar het maakte haar ook niet uit, liever niet eigenlijk. Ze bleef hier wel zitten, dat was het beste, niet? Of zou ze hier haar moeder nooit vinden? Zou haar moeder hier nooit komen? Ze wist het eigenlijk niet, maar het maakte nu ook even niet uit. Ze had het hier warm en er waren niet zoveel katten, in dat opzicht wou ze hier dus best nog even blijven. De katten die hier zaten hadden haar of niet door of het kon ze niks schelen, dus dat zat wel snor. Ze moest hier gewoon blijven zitten en rustig afwachten toch? Als ze echt teveel honger zou krijg ging ze wel weglopen en de naam ‘Ziva’ lopen roepen, die naam moest ze gewoon blijven onthouden. De hele tijd herhaalde het kleintje die naam in haar kop, de hele tijd. Ziva moest in haar hoofd blijven zitten, voor nu en altijd. Forever! Even zuchtte ze zacht en fluisterde toen haar naam zo zacht als de wind, ‘Ziva, Ziva, Ziva, Ziva, Ziva’ fluisterde ze, de katten in de schuur zouden het misschien horen als het fluiten van de wind, maar verder zouden ze niet kunnen verstaan wat ze zei. Zouden die beesten haar eigenlijk al door hebben? Voorzichtig keek ze op en keek de schuur rond, nog steeds lette er niemand op haar, mooi zo. Even keek ze richting de deur, zou ze naar buiten gaan? Nee, ze kon nog wel even blijven, toch? Stil bleef ze zitten, maar een hongerig en dorstig gevoel begon te komen en ze wou haar moeder terug, zou niemand haar kunnen helpen? Was er echt helemaal niemand die haar ook maar wou helpen? Waarschijnlijk wel, maar waarschijnlijk wisten ze niet eens dat ze hulp nodig had. Ze waren allemaal zelf ook bezig en hadden het niet door. Ze zou zelf op iemand af moeten stappen, maar dat durfde ze niet. Eigenlijk was ze een kleine lozer, een kleine bangerik die het niet durfde iemand aan te spreken en waarom niet? Dat wist ze eigenlijk niet. Een ding wist ze wel, ze moest en zou haar moeder vinden. Eigenlijk moest ze daarvoor naar buiten, maar hier zitten vond ze eigenlijk best fijn, afgezien dat hongerige gevoel natuurlijk, dat vond ze maar niks. Logisch, maar ja, enkel een kniezoor lette daarop. Even keek ze op, ze keek even of ze haar al hadden gezien, het leek er op dat ze zich veel te stil hield om gezien te worden, dat ze ook veel te stiekem was binnen gekomen, maar ach, ze was immers ook nog zo klein, dus een wonder was dat nou ook weer niet. Enkel haar zwarte vacht verraadde haar. Weer keek ze richting de uitgang en kwam plots tot het besef dat het donkerder was dan daarnet. Waarom was het plots zo donker? Ze kroop in de richting van de uitgang, maar bleef binnen zitten, en keek naar buiten. Wit spul kwam met bakken uit de hemel zetten, welke een donkere, haast zwarte kleur had gekregen. Daarnet zag hij nog zo mooi blauw met hier en daar een paar witte vlekjes en een grote gele bol en nu was hij zwart! Wat gebeurde er? Een beetje in paniek kroop ze terug naar haar hoekje, weer liet ze haar blik over de schuur gaan. Waarom kwam niemand hierheen? Hier was het toch droog en lekker warm? Waarom niet? Een rilling ging over de rug van het kleintje, terwijl ze zich tegen de wand van de schuur drukte. Ze hoorde de wind langs de schuur waaien alsof hij het wou meenemen. Straks woei de schuur nog om?! Angstig dook ze in elkaar, de schuur kraakte vervaarlijk en ze voelde tranen achteraan in haar ogen prikken. Ze wou terug, ze wou haar moeder vinden! Wegkruipen in die heerlijke vacht en de stem horen die ze zo vertrouwde. ‘Mama’ piepte ze zacht en bang, waar was die poes? Zacht begon ze te snikken, het kon haar niet meer schelen dat er andere katten bij waren. Ze wou terug! Ze wou naar haar moeder! Stel dat ze ongerust was! Stel dat ze naar haar opzoek was! Misschien was de kattin nu wel ontzettend ongerust! Jammerend bleef ze stil zitten en voelde hoe een traan over haar wang rolde, waarom zij en waarom nu? Ze had nog maar net haar ogen open, ze wist niet hoe haar moeder er uit zag, ze had niet meer dan een naam, een geur en een gevoel. Waarom lieten ze haar nu al merken hoe groot deze wereld was en hoe makkelijk je er je weg kwijt kon raken? Waarom? Waarschijnlijk zat haar zusje nu lekker tegen haar moeder aan met haar vader dichtbij. Waarom moest zij de ongelukkige zijn? Waarom zij en niet haar zus? Was dat niet oneerlijk? Zij was het jongst, het zwakst, anders dan de anderen en net zij moest er voor worden uitgekozen om haar moeder kwijt te raken en men moest nou net dit moment uit kiezen! De kleine Breeze raakte van slag, maar dan ook echt helemaal. Ze wist niet meer wat ze moest doen, kleine waterdruppels rolden over haar wangen, haar keel begon te schreeuwen naar eten en ze wist niet eens waar ze was. Ze zat in een schuur, dat wist ze, maar dat was ook het enige. Ze had deze geuren nog nooit geroken en zat hier gewoon met wildvreemden in dit vervallen ding, ze had het gevoel dat haar bescherming elk moment kon wegvliegen en ze zat hier te huilen. Echt leuk. Haar nu wat wazige blik ging nog een keer door de ruimte, ze voelde zich gebroken, klein, waardeloos en vooral helemaal alleen, in de steek gelaten leek ze wel. Of zo voelde het in ieder geval aan. Ze wist immers niet waar haar famillie was, ze wist niet waar ze zelf was! Eigenlijk wist ze helemaal niks van deze plek, maar dan ook echt helemaal niks. Zou ze op die katten die daar waren aflopen? Als ze naar haar moeder wou kon het wel handig zijn, maar wat als ze haar niet wouden of konden helpen? Wat als ze haar ontvoerden en ze haar famillie al helemaal niet meer terug zag, wat als... Wat als ze haar vermoorden? Ze kon nu wel nog meer ‘wat als’-sketches gaan bedenken, maar daar had ze geen tijd voor en schoot ze niks mee op, als ze echt terug wou naar haar famillie moest ze toch op iemand afstappen niet? Trillend stond ze op, maar viel al snel weer terug, haar lichaampje schokte een beetje van het snikken en stapje voor stapje kwam ze dichterbij, ze had geen idee op wie ze afstapte, maar het was een kat. En die moest ze nu hebben toch? Als het echt om een groep ging zouden dezen haar moeder ook kennen toch? Of niet soms... Was het niet zo’n hechte groep dat ze wisten wie iedereen was? Waren ze daarvoor te groot? Of zat haar moeder gewoon niet in deze groep? Maar hoe kwam zij er dan? Hoe kwam zij midden in deze groep katten als haar moeder er niet toebehoorde? Dat zou maar vreemd zijn niet waar? Even raapte de kitten alle moed die ze had bij elkaar, ze moest het gewoon vragen, kostte wat het kost. Haar ogen waren ondertussen rood geworden van het huilen, haar hele lichaampje trilde nog na en aan alles kon je zien dat ze nou niet echt lekker in haar vel zat. Maar ja, welke kitten die zijn moeder kwijt was en nou niet al te veel over haar wist, zou dat niet zijn? Stil en voorzichtig probeerde ze op de kat af te lopen, maar door het snikken, wat ze nog een beetje deed, was het nou niet echt stil. Ze hopte dat de katten haar zouden accepteren, haar niet zomaar zouden negeren als en oud stuk rommel en dat ze haar vooral zouden helpen. Ze wou haar moeder terug en hopend dat zij haar konden helpen liep hij op hen af. Dat was de enige reden dat zij ze aansprak, anders zou ze dat nooit gedurfd hebben. Nog maar een paar stappen en ze zou er zijn, nog maar een paar stappen


~ Open voor 1 katje :3 ~
Terug naar boven Ga naar beneden
 
Someone, please... [~ Open]
Vorige onderwerp Volgende onderwerp Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Warrior Cats :: Other Territory :: Twoleg place :: Playground-
Ga naar: