Oakclaw sprong naar SummerSpring. "Hallo.", miauwde ze. Ze was ongewoon blij. Ze kende de poes door en door. Ze had er heel veel verhalen over gehoord. Maar gezien, nooit. "Hoi, ik ben Oakclaw.", snorde ze. Ze rook een onderdanige geur. "Kop op. Je hoeft niet bang te zijn.", miauwde ze geruststellend. "Zit je in de ShadowClan?", vroeg ze. Ze tikte even met haar staart op de mooie poes haar oor. "Ik ga voor je jagen want je ruikt hongerig.", snorde ze. Na een tijdje speuren zag ze een konijntje op een takje knabbelen dicht bij de rand van het ravijn. Ze sprong er op af en dode het snel. Ze gooide het konijn naar SummerSpring maar door haar kop de bewegen viel ze achterover in het ravijn. Ze krijste van het verschieten. Ze krabbelde aan de rand en riep: "Het is niks ik ben er al heel veel keer ingevallen" Ze klauwde zich omhoog maar viel omlaag. Ze bleef vallen. Het leek eindeloos te duren. Ze draaide zich om en wist dat ze op een stukje rotsblok zou terechtkomen. Ze was al zo veel keer gevallen! Ze landde op het rotsblok. Ergens hier moet een tunnel naar boven zijn, dacht ze. Ze krauwde het zand weg en sprong in de tunnel. Niet veel later sprong ze met opgezette staart naast SummerSpring. "Oef!", zuchtte ze.