Kestrelpaw voelde de koude aarde tussen zijn tenen toen hij de apprentices den uitliep. Het was een normale dag in het kamp. Kestrelpaw zag hoe de meeste warriors bezig waren met het vervullen van hun taken, terwijl er nog een paar zaten te eten. Terwijl Kestrelpaws blik het kamp rond gleed trok iets bij de kampingang zijn aandacht. Hij zag hoe een warrior en zijn apprentice het kamp inkwamen met een muis en een konijn. Ketsrelpaw kwam weer in beweging en stapte, stap voor stap met zijn bruine gestreepte poten naar de zijkant van het kamp. Daar installeerde hij zich zittend en sloeg zijn staart om zijn poten. Een paar vossenlengtes verder zag hij kittens spelen. Sommige konden al bijna apprentice worden, andere waren daar duidelijk nog te jong voor. Kestrelpaw voelde hoe een windvlaag door zijn bruine vacht streek. Genietend van de windvlaag sloot Kestrelpaw zijn gele ogen. Het geluid van een zingend musje bereikte zijn oren. Kestrelpaw liet zijn tong over zijn lippen bewegen bij het denken van een mals ontbijt. Maar hij besloot niets te gaan halen bij de stapel prooien. Eerst zou hij wat gaan jagen. Kestrelpaw stond op en bewoog zich naar de kampingang. Op weg naar de kampingang liepen er een paar kittens voorbij. Kestrelpaw stopte even om ze voorbij te laten voor hij zich verder begaf naar de kampingang. 'Waar zou ik vandaag heengaan om te jagen?' Bedacht hij. Terwijl hij daar verder over nadacht bereikte hij de kampingang. Hij keek nog even het kamp rond voor hij het kamp uitging. Hij had al bedacht waar hij ging jagen. Eerst zou hij naar het kleine bos gaan en als hij niks vond zou hij naar de rivier gaan. Kestrelpaw keerde zich in de richting naar het bos en zijn passen versnelde. Hij liep steeds sneller en sneller tot het leek dat zijn poten de grond niet meer raakte. Hij voelde hoe de wind door zijn vacht streek en hij moest zijn ogen tot spleetjes knijpen tegen de wind. Al snel kwam Kestrelpaw aan bij het bos. Hij sperde zijn kaken open en spitste zijn oren. Een zwakke geur van muis stroomde zijn geurklieren binnen. Direct zakte hij in de jachthouding, die eigenlijk nog niet zo goed was omdat hij maar voor een korte tijd een mentor had gehad. Poot voor poot sloop hij voorwaarts, volgend het spoor van de muis. Uiteindelijk kreeg hij een klein, grijs muisje in het oog die duidelijk, op zoek was naar eten. Kestrelpaw dacht even na en toen schoten de woorden van zijn vroegere mentor door zijn hoofd ' Zorg ervoor dat de wind in jou richting waait zodat je prooi je niet kan ruiken.' Maar Kestrelpaw had geluk en de wind stond goed voor hem. 'Bij een muis moet je snel zijn en bij een konijn moet je extra stil zijn omdat een konijn je sneller hoort dan ruikt, toch?' Kestrelpaw wist het niet echt meer dus deed hij wat zijn instinkt hem opdroeg. Hij bewoog zich snel en geluidloos in de richting van de muis. Toen hij nog maar op een staartlengte afstand zat kreeg de muis hem in de gaten, maar het was al te laat. Kestrelpaw zette zich af en sprong op de muis, met een snelle beet maakte hij een einde aan het leven van de muis. Direct kreeg Kestrelpaw de smaak van de muis in zijn bek en wou hij hem opeten tot hij zich 1 van de zinnen van de krijgerscode herinnerde. ' Eerst moet de clan gevoed worden.' Kestrelpaw begroef de muis en ging verder op jacht. Voor de rest kreeg hij nog 1 mus en 1 eekhoorn te pakken. De eekhoorn was zo te ruiken al oud en de mus was waarschijnlijk meer veren dan vlees maar ja het was iets. Met zijn prooi tussen de kaken liep Kestrelpaw het kamp weer in. Hij legde zijn prooi op de hoop verse prooien en pakte er de muis die hij zelf had gevangen vanaf. Met de muis tussen zijn kaken geklemd liep hij naar het plekje waar hij zo vaak zat en begon hij te eten. Tijdens het vermalen van een stukje vlees tussen zijn kaken keek Kestrelpaw het kamp rond. Overal zag hij katten samenzitten, eten, tongen en va die dingen. O wat voelde hij zich alleen. In al die tijd dat hij al in het kamp was had hij nog niet eens 1 vriend(in) gemaakt. Hij werd er vaak aan herinnerd hoe alleen hij was bij het zien van alle katten samen maar hij had nooit de lef om naar een stel katten te gaan. Ook zag Kestrelpaw over apprentices met hun mentor weggaan. Hoe zou hij ooit iets kunnen leren als hij geen mentor kreeg? Hij verlangde vurig naar iemand die hem dingen leerde. Het maakte niet uit of het nu een oudere apprentice was of een krijger. Zolang hij maar dingen leerde vond hij het goed. Kestrelpaw zuchtte, wanneer zou de volgende ceremonie zijn? En wanneer zou hij een mentor krijgen? Alleen de starclan zou het weten.