Kittyheart was aan het patrouilleren; een klusje dat ze mocht doen sinds ze geen Kittypaw meer was. Fourtrees lag ook op haar route, dus besloot ze daar langs te gaan. Het was altijd zo mooi om te bedenken dat dat de plek was waar vrede was, waar de Clans vrienden konden zijn, waar alles rust uitstraalde. Duizenden verschillende poten hadden daar gelopen, duizenden stemmen hadden daar in vrede gesproken sinds Shadowstar, Windstar, Thunderstar en Riverstar de Clans hadden gesticht. Kittyheart schrok op van haar gedachten toen geuren van andere Clans haar neus bereikten. Wat eigenlijk logisch was; ze had Fourtrees bereikt. Zachtjes gaapte ze. Kittyheart werd het vele lopen een beetje moe. Misschien moest ze eraan wennen? Gaandeweg begon ze de geuren te negeren. Veel van de geuren waren oud, zelfs al een dag of wat. Kittyheart liep, zonder echt op te letten, naar één van de eiken toe. Eenmaal daar ging ze zitten, sloeg haar grijze staart om zich heen en keek rond. Lag het nu aan haar of rook ze een vrij nieuwe geur? Van.. nu? Kittyheart keek even om zich heen. Haar blik gleed over de eiken, het gras, ze probeerde zelfs tussen de bladeren van struiken door te turen, maar ze zag niemand. Ach, het was toch een plaats voor vrede. Niemand zou haar hier toch aan gaan vallen. Toch was ze niet helemaal op haar gemak. Kittyheart probeerde zichzelf te kalmeren door naar de lucht te keken. Haar blik volgde een paar wolken, versprong naar de bladeren van de eik boven haar en leidden naar een kat. Kittyheart schrok toen ze plotseling de vreemde poes zag. 'H-hoi,' stamelde ze, om haar schrik te verbergen, al lukte dat niet erg.