Het doffe geluid van poten en nagels, die over hout krasten weerklonk zacht tussen de bomen door. Vogels volgden met hun ogen stilletjes de gedaante, die voorbij hun schuilplaats rende. De geluiden van de natuur lieten het geluid van de rennende kater stilletjes vervagen. In de verte klonk het geluid van het donderpad, maar dichterbij het geritsel van nachtbrakers. Tornleaf kon genieten van deze natuur. Welke tijd het ook was, wat voor een weer het ook was, hij was hier altijd te vinden. De tak waarop hij zich afzette boog licht door en zwiepte omhoog, toen hij eenmaal weer was verdwenen. Zijn tempo was gestaag en al snel leek hij opnieuw kort door de lucht te vliegen, tot dat hij een andere tak onder zijn krachtige poten voelde. Diep snuivend, snoof hij de lucht op. Onder hem en boven hem hadden vandaag andere skyclanners het gebied doorzocht en bewaakt, maar hij merkte iets op wat waarschijnlijk nog niemand anders had gedaan. Hij hield stil en staarde naar beneden. Zijn lijf en ogen waren bijna niet zichtbaar in het duister en zou het maanlicht hem toch raken, dan leek zijn deels bruine vacht en ogen volledig op te gaan deze omgeving. Dit was een van de vele voordelen die hem hielp tijdens het jagen… of het achtervolgen van indringers. Stilletjes liet hij zich langs de stam van de boom naar beneden glijden, tot dat zijn poten de aarde raakten. De aarde, die hij samen met het bos zo veel lief had. Met zijn snoet, waarop zich kleine zwarte stipjes bevonden, probeerde hij de geur weer op te vangen, die hij boven ook had opgevangen. De grond waarop hij stond, was bezaaid met afdrukken van kattenpoten, maar toch wist hij daartussen een vreemd spoor te vinden. Met een zwiepende staart verdween hij het struikgewas in en begon de geur met een kleine omweg te volgen. Ligt zakkend door zijn poten hield hij een vast tempo aan. Zijn oren lagen plat, maar bewogen zich af en toe naar voren. Nog steeds was zijn omgeving vol met geluiden, maar nu wist hij de juiste geluiden op te pikken. Tornleaf oefende vaak in dit soort dingen, maar om het nu in de praktijk te kunnen gebruiken gaf hem toch een bepaalde voldoening. Hij hield zijn pas in toen hij de plaats naderde waar de indringer zich bevond. Met een klein aanloopje schoot hij een klein boompje in, die zijn gewicht amper kon houden. Poot voor poot verplaatste hij zich op een dunne tak, waarop hij een prachtig uitzicht had op een zwarte kattin. Ze leek al iets in de gaten hebben, maar Tornleaf liet nog niks van zich horen. De spanning in zijn spieren begon toe te nemen en hij zette zijn nagels uit. ‘Een vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker.’ Zijn fluisterde stem weergalmde stilletjes door de nacht heen. ‘Al lijk jij mij geen vreemdeling.’ Miauwde hij met een vermakelijke klank, terwijl hij rustig ging liggen. De tak waarop hij lag boog opnieuw even kort door. Hij had zijn kansen goed ingeschat. Een perfect boompje, die zijn gewicht nog precies kon houden. Zijn bruin groene ogen bleven gericht op de kattin beneden. ‘Zomaar stilletjes door ons gebied sluipen. Je zou je moeten schamen.’ Een grijns lag rond zijn snoet, terwijl hij haar een knipoog toe wierp.