Een zachte wind liet een aantal bladeren stilletjes opwaaien, terwijl de zon feller scheen dan op andere dagen. Een zwarte poot flitste door de lucht heen en ving een blad uit de lucht. Twee goudgele ogen staarden naar het blad wat zacht knisperde. Langzaam tilde hij zijn poot weer op, als of het blad hem zou aanvallen, als of het iets levends was. Hij legde zijn oren even plat en hief zijn kop op. Zijn zwarte vacht glansde in het beetje zonlicht dat tussen de bladeren door op zijn vacht scheen. Hij kon zich niet veel meer herinneren. Alles was een grote waas. Het donderpad, dat wist hij nog wel. Het gene wat hem verblinde, een piepend geluid.... daarna zwart. Zwart net als zijn vacht, maar dan nog leger. Hij schudde zijn kop, niet wetend waar hij eigenlijk naar toe liep. Hij voelde zich klein en zwak. Als hij ooit al trots was geweest, dan was die trots nu verdwenen. De vraag was nog maar of de bloodclan het iets zou schelen. Waarschijnlijk niet. Misschien zouden ze niet eens door hebben, dat hij weg was geweest en nu plots terug was. Tenzij een het in zijn kop zou krijgen hem neer te halen, als straf. Acario snoof. Nee, zo ver zou hij het niet laten komen. Hij begon te rennen waarbij zijn poten nauwelijks de grond leken te raken. Met moeite en wat krach schoot hij een boom in en hield zich met zijn nagels vast aan de stam. Zijn staart bewoog zacht heen en weer. Zijn oren bewogen naar voren en kort onblootte hij zijn tanden, een laag gesis ontsnapte uit zijn mond. Er was iets of iemand in de buurt. Zijn staart bewoog nu sneller heen en weer, terwijl hij zich stil aan de stam bleef vasthouden. Zouden ze hem herkennen... of beter gezegd zou hij nog iemand herkennen? Zijn blik werd fel en afwachtend. 'Ik wacht.' siste hij zacht. 'Waar ben je?' Hij draaide zijn kop iets en bleef naar de grond kijken. 'Laat jezelf eens zien.' Op dat moment verloor hij kort zijn grip op de gladde stam en viel uit de boom. Door de pijn in zijn rechter achterpoot had hij niet genoeg tijd om zich om te draaien en landde hard op zijn rug. Een woedend gemiauw weerklonk uit zijn bek, terwijl hij zich razendsnel omdraaide om weer te gaan staan. Als iemand het nu waagde hem uit te lachen, als iemand dit had gezien... een laag gegrom weerklonk zacht uit zijn bek, terwijl hij zacht hijgend en afwachtend bleef staan. Waarom moest hij nou weer zo nodig een boom in klimmen? Dit was zeker niet de eerste keer, dat dit hem overkwam.