Oakclaw lag op een zonnig plekje. Ze had net veel prooi gejaagd voor de clan. Ze wou graag haar broer zien. "Spiderclaw!", riep ze. Ze tuurde over het beekje. Spiderclaw was ooit een WindClankat maar 'vader' was van de RiverClan. Spiderclaw heeft de clan verlaten toen hij net een apprentrice was. Een traan drupte op de grond. Ze miste hem heel erg. "Spiderclaw?!", riep ze weer. Ze ving een glimp op van een witte pels. Maar toen zag ze een staartje flitsen. "Een konijn.", gromde ze. Het konijn sprong over het beekje, recht naar haar toe. Ze liet zich in jachthouding zakken. Poot voor poot sloop ze op het konijn af. Ze opende haar mond en dronk de geuren in. Ze rook het konijn en muis ergen in het noorden was er vis. En de RiverClan geur vermengde zich met de WindClan geur. Een briesje kwam opzetten en ze rook zichzelf met de geur van RiverClan. Spiderclaw! Ze kon niet roepen want dan zou ze alle prooi verjagen. Ze stopte met sluipen want op nog geen muizenstaartje ver zat het konijn op een nootje te knabbelen. Ze wiegde heen en weer klaar voor de sprong toen ze geritsel in de struikjes hoorde. Ze draaide haar kop en het konijn schoot weg. Ze rende achter het konijn aan. Nog geen vossenlengte ver lag een konijnenhol. Ze sprong en belande op het konijn. Met een snelle beet dode ze het diertje. Ze hoorde weer geritsel in de struiken. De geur van haar broer was verser en sterker dan normaal. "Spiderclaw, ben jij dat?", miauwde ze.