Met haar zachte pootkussentjes maakte ze geen enkel geluid op de rotsen. Haar klauwen waren in getrokken dus het tikkende geluid bleef haar gespaard. Ze trippelde snel verder en het landschap vloog aan haar voorbij. Af en toe stopte ze om wat te drinken uit de plassen van het regenwater. Het smaakte vaak oud en vies, maar het was beter dan niets.
Na een lange tijd van rennen en reizen stopte ze even. Ze hief langzaam haar kop en keek rond zich. Haar helderblauwe ogen gleden de omgeving af. Een vraag drong bij haar op, tussen haar andere gedachten door. Waar was ze? Ze was verdwaald, alweer. Ze wilde hier helemaal niet zijn. Ze was net nieuw in dit gebied en dus wist ze al die plekken niet. Ze had gehoord van de Clans die hier huisde maar meer ook niet. Ze liet een hoorbare en diepe zucht horen. Waar was ze nu weer in beland? Ze liet haar klauwen even uit en voelde de harde aarde. Haar klauwen lieten diepe groeven achter en ze liep weer verder. Ze volgde nu haar neus. In twijfel deed ze dat altijd. Deze kant op dan maar dacht ze en ging verder.
Ze zag een klein muisje met grote oren in de bladeren snuffelen. Het zag de grote poes nog niet en ging dus verder. Het was zichzelf aan het schoon maken en een holletje aan het maken voor de aankomende nacht. Asami keek snel naar boven. Ze had, aan de stand van de zon te zien, nog minder dan een uurtje. Haar maag maakte knorrende geluiden en ze wist dat ze met dat lege gevoel niet kon slapen. Ze liet zich op haar buik zakken en ging verder. Haar lange dikke vacht sleepte sommige bladeren mee maar daar trok ze zich niets van aan. Nu was ze een moordmachine geworden.
De muis keek met een ruk op. Het laatste wat hij zag was een gespierde poes die op hem af sprong en haar klauwen in zijn kleine lijfje zette. Asami grijnde eventjes. Ze tilde haar poot op, met de muis er nog steeds aan. Die propte ze snel in haar mond en kauwde snel. Ze geeuwde eventjes en ging verder. Ze zocht een mooi plekje voor de nacht. De zon was bijna onder en de lucht kleurde langzaam van lichtblauw, naar rozig en dan naar donkerblauw. Ze sloeg haar ogen eventjes neer. Ze wilde niet aan vroeger denken. Dat vond ze al erg genoeg. Het liefst liet ze dat allemaal achter zich maar dat was moeilijker dan gedacht. Ze schudde even met haar vacht en ging met haar poot over haar oren. Ze ging even zitten en liet weer een diepe zucht ontsnappen. Ze bewoog haar oren heen en weer. De wind droeg een geluid met zich mee. Ze kon het niet helemaal plaatsen en een onzeker gevoel bekroop haar. Ze had geen behoefte aan gezelschap, dat haatte ze. Meestal deden ze stom over haar oogkleur. Ze was hier heen gekomen in de hoop niet zo anders te zijn. Maar ze kon het natuurlijk ook mis hebben. Ze stond op en ging op een stevig drafje verder de stenen op. Ze zag een helling. De stenen waren afgebrokkeld en een kleine inham was ontstaan. Na een paar keer achter zich te hebben gekeken snelde ze erheen. Ze zag een paar restanten van dieren maar dat waren oude botten. De bewoner was dus allang weggetrokken. Ze schoof de meeste overblijfselen weg en ging liggen. Ze fatsoeneerde haar vacht op haar poten en buik. Ze had toch niets anders te doen. Plots schokte haar schouders. Ze rolde met haar ogen en schraapte haar keel een aantal keren. Niet zo lang daarna braakte ze een haarbal op. Ze spuugde de laatste haren uit en legde haar kop op haar poten. Ze wilde haar ogen sluiten toen hetzelfde geluid weer haar oren raakte. Snel opende ze haar ogen en keek in het donker.
Twee ogen zag ze in de donkere verte fonkelen. Ze stond tergend langzaam op en deed een paar magere stapjes in de richting van de zwevende ogen. Ze voelde geen angst. Dat had ze lang geleden al genoeg gevoeld. "Kom maar tevoorschijn" zei ze.
~Swiftheart~