Gothams Reckoning 103
| |
| Onderwerp: |CHALICE| zo 22 jul 2012 - 15:16 | |
| It's true We're all a little insane But it's so clear Now that I'm unchained
General Full name: Chalice Past names: Dotty » Cat » Chalice Nicknames: Cha, Lice Current residence: BloodClan Past residence: Twolegs » Streets
Family Mother: Seravine Father: Copper Sister: Aria Brothers: Toadsy, Rock Kits: Two unnamed kits Mate: Copperfoot deceased
Appearances Listed: BloodClan camp Non-listed: ShadowClan border, Twoleg place.
Other Accessoires: Black, leather collar. Dog tooth: None Scars: Left leg, chest, lower back
History De wind rukte aan de bomen, de vogels zaten verscholen en de huizen waren potdicht. Vanachter een vrij groot raam op een raambank lag een hagelwitte kitten. Haar goudgele ogen fonkelde terwijl ze staarde naar de donkere bladeren die door de wind alle kanten opgegooid werden. Enkele kussens op de raambank zagen er smetteloos en schoon uit, wat vreemd was een tweebeen huis vol met katten. In totaal vijf. Haar moeder, haar vader, en haar drie nestgenootjes. Aria, Toadsy en Stone sliepen op de achtergrond in hun mandje dicht tegen hun moeder aan. Maar Dotty had andere plannen! Al dagen probeerde ze naar buiten te komen, de buitenwereld zag er mooi en fantastisch uit! Maar het kattenluikje waar haar moeder en vader doorheen gingen reageerde met een .. hoe noemde tweebenen dat ook weer ..? een ‘sensor’ op de twee katten, bevestigd aan hun halsband dus de kits moesten binnen spelen. Hoewel het huis gigantisch was wilde Dotty veel liever buiten zijn. Teleurgesteld dat over enkele uren de dag weer zou beginnen en even saai zou zijn als altijd zakte ze neer op haar buikje en legde haar kopje op het raamkozijn. Een geluidje achter haar deed haar omkijken, en in het midden van de kamer in een plas vervormd maanlicht stond haar zus, Aria. Haar vuurrode pelsje zat door de war van het slapen en haar gifgele ogen stonden slaperig maar vastberaden. “Wat doe je, Dot?” Miauwde ze zacht. “Kom toch slapen”. Dotty schudde haar kop en kwam overeind. “Nee, Ari! Ik wil naar buiten” Aria zuchtte en draaide om, alsof ze had gerealiseerd dat helemaal uit haar mand komen voor een waardeloos gesprek een verspilling van haar slaaptijd was. “We zijn nog te jong! Mama laat ons heus wel naar buiten .. heb nou geduld” Ze zakte neer tussen de grijze vacht van Stone en de donkere, zwarte vacht van Toadsy en krulde zich op. “Ik heb geen tijd om te wachten! Ik wil de buitenwereld zien-” Dotty stopte toen ze zag dat Aria al in slaap gevallen was. Mokkend en boos draaide ze zich om en zette haar pootjes tegen het glas. Ooit .. let maar op! Ooit kom ik buiten.. en dan trek ik de wijde wereld in! Schoot er door haar hoofd. Met die gedachte bleef ze nog lang zitten, tot het bijna ochtend was.
Voorzichtig keek ze om zich heen of er geen tweebeen of ouder in de buurt was, Aria naast haar speelde afwezig met een klein, bolletje wol. De ogen van Dotty waren gericht op een halfopen raam, op het dure aanrecht. Vanaf de grond kon je er niet komen .. eventueel wel via de afvalbak. Pas toen ze op de tafel geklommen was en zich al had afgezet om naar de gladde afvalbak te springen merkte Aria haar op. “Wat ga je doen?” Miauwde ze verbaasd. “Ssht! Ik moet me concentreren” Siste ze terug. Aria keek zeer nadenkend tot ze het open raam zag. “Nee, zus! NEE!” Riep ze smekend. “Doe het niet, straks bezeer je je of eten die wilde honden waar papa ons over vertelde je op!” Jammerde ze. Dotty dacht er ‘mid air’ inderdaad aan en landde verkeerd op de afvalbak. Op het laatste moment zette ze zich af tegen het metaal en landde half op het aanrecht. Met een keiharde knal kletterde het metalen gevaarte op de grond en rolde het afval over Dotty heen. Met een dikke staart schoot ze naar voren en dook door het raam, de angstige kreten van Aria negerend. Eenmaal buiten rende ze met een dikke staart over het gigantische terrein. Ze zag de ijzeren hekken al opdoemen. Toen ze er doorheen schoot voelde het alsof haar hele binnenste in brand stond. Het vuur van de vrijheid brandde .. en ging nooit meer uit !
Een iets grotere, maar magere Dotty staarde in het dal. Haar ogen waren gericht op het witte landhuis waar ze eerst woonde. De maan stond hoog aan de hemel en de sterren schitterde warm. Toen ze afdaalde had ze een vreemd gevoel in haar maag. Hoewel dit haar thuis was had het vrij kort geduurd voor ze de natuur als haar huis had beschouwd, ze had zelfs de stad bezocht en daar een slaapplaats gevonden. Dit voelde niet als thuis. De enige zichtbare herinnering aan haar oude huis was de lakzwarte, haast teerachtige halsband om haar hals. Het belletje en de penning waren verdwenen, alleen de kale halsband zat er nog. Toen ze het kattenluikje naderde merkte ze een beweging op. Voorzichtig bleef ze staan en gluurde naar het keukenraam. Een vuurrode schaduw verdween en dook toen op voor het kattenluikje. “Dotty!” Miauwde ze duidelijk overweldigd van blijdschap. Aria grijnsde breed en wenkte met haar staart naar het raam. Daar ging ze naartoe en keek neer op haar zus. Het raam was een heel klein stuk open, groot genoeg voor Dotty die mager was en redelijk ongezond er uit zag, maar te klein voor de doorvoede, gezonde Aria. “Wat zie je er uit!” Piepte ze naar Dotty. Dotty trok met haar oren en glimlachte. “Ik kwam even formeel afscheid nemen” Was het enige wat ze zei, redelijk afstandelijk. Aria trok wit weg. Dit moest niet al moeilijker worden dan het al was .. “Je komt nooit meer terug, of wel?” Miauwde ze vlak. Dotty zei niets, staarde alleen terug. De teleurstelling op het gezicht van haar zusje was groots .. en vreselijk. “Hoe is mam?” Vroeg Dotty. Aria haalde haar schouders op. “Ontroostbaar” “Je hebt het toch niet vertelt?” Aria zei niets, staarde alleen terug. “Wat moest ik anders zeggen?” Stilte. Dotty draaide plots om en liep langzaam weg, verscheidene keren terugkijkend over haar schouder. “Tot ziens .. Aria” Mompelde ze. Alsof ze het gehoord had knikte Aria kort en keek haar zus na. Helemaal tot ze verdwenen was over de heuvel in de verte.
Sinds dien gingen er manen voorbij en was Dotty meegereisd in een groot tweebeen voertuig. Van achter kon je er in springen als je geluk had. Uiteindelijk kwam ze uit bij een haven en was ze daar verder getrokken. Vis rook je overal en met wat geluk kon je er eentje mee gappen, dus al snel werd ze herkend door vele tweebenen die haar van ver al wegjoegen. Maar s’ nachts regeerde zij de straten. Het leven was niet zo comfortabel als in het tweebeennest maar dit kon ze zeker ook niet slecht noemen. Natuurlijk kon ze het beter hebben maar dit was prima voor haar. Ze sliep nergens vast en wisselde vaak van plaats, maar bleef dicht in de buurt van de haven- als ze al niet in een loods sliep. Manen gingen er voorbij en ze raakte aangekomen bij de leeftijd van zeventien manen. Ze ontmoette een kater die er gehavend uitzag en een koperkleurige vacht had die ze nooit meer zou vergeten. Al snel alliëren de twee katten met elkaar en kwamen zo aan de beste vis. Waarachtig waren ze niet meer enorm mager maar ook niet echt dik, ze waren beide goed op gewicht. Langzaam begon Dotty een band op te bouwen met de kat, die zichzelf Copperfoot noemde. Een vreemde naam, waar een heel verhaal achter bleek te zitten. Op een stormachtige nacht laden de twee katten in een uitgestorven loods te buitbuiken van hun vis vangst. De witte poes nam de gelegenheid om hem te vragen naar zijn naam, en hij antwoordde. Hij was Copperfoot, krijger van de ShadowClan, en had eens in een bosachtig moeras gewoond. Hij vertelde zonder verdere omhaal alle regels, gewoontes en schuilplaatsen van zijn Clan en ging onverstoord verder aan het onthullen van de rest van het bos. Het duurde niet lang voor Dotty haar interesse had gewekt en ze zwoor aan zichzelf om ooit opzoek te gaan naar die katten. Copperfoot schudde nee bij haar voorstel en verlichtte dat hij veel liever hier bleef, Clankatten waren strikte en domme wezens volgens hem- ze hadden totaal geen vrijheid. Toen ze vroeg waarom hij de Clan verlaten had kreeg ze simpelweg het antwoord ‘Sommige dingen zijn beter als er niet over gesproken word’. Hij beëindigen de conversatie door weg te lopen en voor drie dagen weg te blijven. Toen hij terug kwam zag hij er gehavend en geraffeld uit. Pas later vertelde hij dat het door een gevecht kwam met een groep katten in de verdere plaatsen van de stad, diep en ver weg van de havens. Ze pakte hun leven weer op en aten goed, hun band werd sterker en rond achttien manen prees ze zich gelukkig met twee kits. Een witte en een koperkleurige. Ze werden echter ruw uit hun hemel gerukt toen een groep van eenlingen aanviel. Dotty was verzwakt maar haalde meer per ongeluk dan met opzet tenminste één kattin neer. Copperfoot vocht de meeste af en gaf zijn partner de gelegenheid om met zijn kroost er vandoor te gaan. Niet veel verder vond ze een oude, kartonnen doos waar ze alle twee de kittens inparkeerde. Vastberaden draaide ze om en rende terug naar Copperfoot. De eenlingen waren weg en hadden een hevig bloedende kater achter gelaten. Dotty nam hem mee naar de doos en verzorgde hem daar. Na vier dagen waren ze beide weer volledig geheeld en gingen ze samen op jacht. Met het idee dat er toch geen katten in de buurt waren gingen ze samen vis vangen. Ze waren maar enkele meters van hun kits vandaag die ze nog geen naam gegeven hadden- maar het waren wat meters te veel. Toen ze beide terugkeerde waren beide kittens verdwenen en hing de geur van tweebenen dik om de doos heen.
Na het incident van zeventien dagen geleden zag de witte kattin haar partner steeds minder, telkens als hij terug ging hing er een vreemde geur om hem heen. Hij verklaarde het als een vriendelijk praatje met een paar eenlingen die tegen wat vis hen wilde beschermen, Dotty slikte het met moeite en wist dat haar partner nooit tegen haar zou liegen. Helaas werd het tegendeel bewezen na een paar dagen. Ze zag Copperfoot in gezelschap van een langharige, donkere kattin. Ze betrapte hen op heterdaad en vloog haar aan, maar Copperfoot trok haar van de kat af en haalde naar haar uit. Geschokt en gedesoriënteerd ging ze achteruit en ijsde een verklaring. Een simpele ‘Ik hou van haar, van jou heb ik dat nooit gedaan’ kwam er van zijn kant. Na die woorden vertrok hij en liet Dotty alleen achter. Haar hart was gebroken, en haar ziel. Haar kittens, huis, en partner waren in één klap weg. Die nacht, was de allereerste nacht dat ze heimwee had naar huis. Word nog aangevuld.
Langzaam slenterde een witte poes door de straten heen- of wat je wit kon noemen. Haar vacht zat onder de vieze vlekken en haar ogen stonden dof. Al dagen slofte ze rond, het weer hielp totaal niet mee. Het regende constant! Uiteindelijk zakte ze neer onder de dekking van een overkapping. Een kleintje boven een deur. Een paar meter verder zat een tweebeen in elkaar gedoken, te knabbelen op iets. Voorzichtig wierp ze wat blikken in zijn richting. Tweebenen woonde toch áltijd in hun nesten? Waarom deze niet? De tweebeen leek haar op te merken. Hij staarde heek kritisch naar het stuk vis, wat overduidelijk niet echt lekker rook, alsof hij zich bedacht of hij het ging opeten of weggooien. Dotty schoot een beetje achteruit toen hij haar het stuk vis toewierp. Ze staarde hem minachtend aan. “Kom op” Zei de tweebeen kalm. “Ik heb het heus niet vergiftigd hoor” Dotty twijfelde een hele tijd en bleef op een afstandje zitten, maar na drie minuten overwon de honger het van de waakzaamheid. Ze sloop heel voorzichtig dichterbij en snoof er toen aan. Het rook als vis.. half opgegeten dat wel. Op haar hoede nam ze een hapje en kauwde er op. Niets engs. Ze trok met haar oren en begon er aan te eten. “Goedzo, kat” Zei de man en hij schoof onderuit. Dotty sprong achterdochtig achteruit maar de tweebeen rolde zich op in een soort groen vel en draaide zijn rug naar haar toe. Ging die tweebeen .. slapen? Hier? Dat was vreemd. Maar ze maakte er geen gedachten meer aan vuil en at heel de overgebleven vis op. Het was al een tijd geleden dat ze gegeten had. Ze lekte haar bek tevreden af en begon zich te wassen. De modder aan haar vacht plakte als de ziekte. Na een uitvoerig wasbeurt besloot ze maar te gaan slapen. Ze keerde de tweebeen de rug toe en nestelde zich tegen de houten deur aan onder het afdakje. Met haar poten onder haar borst geduwd sluimerde ze na een hele tijd waakzaam naar de snurkende tweebeen gekeken te hebben toch in en viel in een rommelige droom.
Dotty bleef voor zeven volle dagen bij de tweebeen die af en toe haar een stuk te eten toegooide maar haar aandacht werd getrokken door het instinct om het bos in te trekken. Er werd door tweebenen gesproken over het bos hier achter, het scheen een geweldige wandelplaats te zijn. Als Copperfoot’s beschrijving klopte zou ze door de helft van het bos moeten trekken waar geen tweebenen kwamen en dan uitkomen bij de vijf territoriums. Dat was haar einddoel nu, aangezien ze niets meer in de stad te zoeken had. Met haar nieuwe missie in werking trok ze de stad uit en reisde dagen door de bossen, consequent jagend op kleine muizen en voorzichtig drinkend van koude stromen. Ze raakte steeds meer verwilderd maar haar zwarte, teerachtige halsband herinnerde haar nog elke dag aan haar vorige leven. Het verdomde ding afkrijgen ging ook niet, dus sloot ze een compromis door er gewoon ‘langs’ te kijken en niet aan te denken. Geuren van tweebenen waren al lang niet meer te ruiken, alleen nog maar wild bos. Ze genoot van de frisse lucht van haar nieuwe omgeving, de stank van de tweebeen voertuigen hingen altijd vers in de lucht in welke stad dan ook. Dit was vrijheid, dit was leven.
De hagelwitte, slanke poes hield halt toen een bekende geur haar neus binnendrong. Op haar hoedde draaide Dotty haar kop van links naar rechts om de bron van het geluid vast te stellen, bek wijd open om de geur van hem te proeven. Copperfoot. Bij die naam begonnen haar ogen al te branden van woede.. die vuile kattin zou boeten als ze haar ook eens tegenkwam. Hoewel het moment te snel kwam, en ze wist dat het zou komen, raakte zijn verschijning haar als een klauw in haar gezicht. Hij zag er wilder en gehavend uit, met veel littekens. Hij was minstens twee koppen groter dan haar en zag er uit alsof hij uit een hel was gekropen. “Van welk gat ben jij gekropen?” Spuugde ze giftig naar hem, haar haren opgerezen. Copperfoot legde zijn oren plat en gromde heel diep. Zonder nog meer woorden aan hem vuil te maken of ook maar er over na te denken dat hij als vorige Clankat en ervaren eenling waarschijnlijk veel meer vechttechnieken kende en hanteerde schoot ze op hem af en sloeg ze haar klauwen in zijn dikke schouders. Hij spuugde van woede en haalde zijn klauwen over haar borst. Sissend nam ze haar wraak vluchtig door haar klauwen over zijn keel te halen en het bloed alle kanten op laten spatten. Ze wankelde achteruit en staarde naar Copperfoot die hijgend met een keel stond die letterlijk stroomde van het bloed. Na niet te lange tijd bezweek hij en na een laatste stuiptrekking bleef hij liggen. Ze liep walgend op hem af en maakte een beweging alsof ze haar uitwerpselen begroef. De schuld en de angst lag dik op haar ziel maar de voldoening was onomkeerbaar. Die vuile leugenaar was dood .. de enige levende, ademende herinnering aan hem was zij zelf .. met die gore tweebeennaam. Ze keek naar de hemel en gromde diep. Dotty was een vreselijke naam .. het was tijd voor iets anders .. iets .. voelbaars. ‘Chalice’ schoot er door haar hoofd. Chalice glimlachte vals en veegde het bloed van haar prikkende wonden af. Ze was nu herboren, ze was het levende maar geperfectioneerde bewijs van hoe een huiskat kon worden. Ze was niet Dotty, de lieve huiskat maar Chalice de wrede eenling. Met die gedachtte hervatte ze haar reis weer, om een maan later op te duiken in het territorium van de Clankatten.
Updated July 23 |
|