________________________________________
Lichtelijk kwaad zijnd over het feit dat het geregend had, zijn geuren die hij gisterenavond nog had in zijn neus uitgewist was en dat hij alleen op jacht moest gaan omdat hij te laat was voor de dagpatrouille, stampte Blastsoul door de plassen. Hij zette zijn poot expres hard in een grote plas neer, wat hij misschien beter niet had kunnen doen omdat het water omhoog spatte tegen zijn vacht. Even rilde Blastsoul, waarna hij naar zijn natte, grijskleurige vacht keek. Zijn amberkleurige ogen drongen zich diep in zijn vacht, maar uiteindelijk moest hij gewoon toegeven dat het alleen maar nattigheid en geen vuiligheid was wat hij zag. Hij zuchtte en keek toen de andere kant op. Hij vond het nooit leuk als hij een patrouille miste, juist omdat hij patrouilles leuk vond om te doen. Hij zag het niet als een verplichting. Het was altijd spannend. Zou er een andere kat op hun territorium zijn? Zouden ze moeten vechten om die te verjagen? Zou hij zijn loyaliteit tegenover zijn Clan kunnen tonen door die kat te verjagen? Zo’n dringen vroeg hij zich tijdens de patrouille altijd af, maar het was hem nog nooit gebeurd dat hij echt moest vechten, wat misschien maar goed ook was. Even glimlachte Blastsoul naar niks bijzonders, maar besefte toen pas dat hij net kwaad was geworden en voelde zich slecht. Hij zou zijn woede eigenlijk wel beter kunnen beheersen. Andere katten zouden zich immers ook niet zo kinderachtig gedragen als ze een patrouille zouden missen. Maar wie hechtte er dan ook zoveel belang aan als hij? Misschien was een patrouille voor hun wel een vervelende verplichting. Ach ja. Hij moest er maar niet te veel aandacht aan schenken. De laatste tijd dacht hij wel vaker over dingen na waar hij eigenlijk niet over na moest denken.
Langzaam begon er een zonnetje door de wolken te breken, maar deze werd langzaam weer verdreven door andere wolken. Blastsoul nam even de tijd om stil te blijven staan en keek naar boven. De lucht werd langzaam grijzer. Jammer, want hij had echt geen zin om opnieuw opzoek te gaan naar de sporen die hij daarnet kwijt was geraakt. Hij voelde zich lichtelijk boos over de regen. Er waren sinds kort alleen nog maar slechte dagen voorbijgegaan. Hij wilde dat het weer wat beter weer werd. Hij zuchtte heel even. Was het soms te veel gevraagd? Hij wist het niet. Hij keek de andere kant op, likte even over zijn poot en rende toen verder. De zon brak niet meer door, dat wist hij. Hij stopte met rennen en keek toen rond zich heen. Hij was de hele weg nog geen enkele prooi tegengekomen. Zijn neus verried hem. Hij was de geuren telkens kwijt die hij opving. Dat kwam niet alleen door de regen, besefte hij zich. Misschien was zijn reukzin toch nog niet zo heel goed ontwikkeld, of was dat op een plaats als deze gewoon onmogelijk. Even liet hij van frustratie zijn klauwen in en uit gaan, maar besefte zich dat hij met boos worden ook helemaal niks zou redden. Zuchtend legde hij zich er maar bij neer dat het geen zin had om hier nog verder gefrustreerd over te zijn. Hij kon zich immers beter op de prooi concentreren die wel te vangen viel. Hij ging in een aanvalshouding staan en keek door de planten, toen hij opeens iets hoorde. Uit zijn trance kwam hij weer overeind en keek achterom. ‘Hallo?’ vroeg hij daarna.
________________________________________
- Niet zo heel goed ;p