Zacht zuchtte de zilvergrijze poes met ijsblauwe ogen die gericht waren op de hemel die boven haar uit heersde. De wolkjes die vredig aan de lucht dansde, de zon die haar stralen weer liet zien. Alles leek daarboven zo vredig. Hier beneden waar wel wat meer probleempjes dan daar. Soms droomde Icepaw dat ze een van die wolkjes was die daar boven hangden. Dan zou ze elke dag wel twee-drie keer de wereld rond vliegen. Hoe zou het eigenlijk zijn? Vrij, kiezen naar waar je gaat, wat je doet. Het leven van een rogue leek niet zoo slecht dan dat de meeste het zich voorstelde. Ja, je moet wel zelf je prooi vangen, maar dat moet je hier ook, het enige verschil is dat je hier ook prooi moet vangen voor de Clan waarin je geboren was. Ze schudde haar smalle hoofd, ze mocht haar niet laten verleiden door het zoete leven van een rogue of kittypet. Ze was een pure Clan geborene kat, en dat zal ze blijven. Elke dag je taken netjes uitvoeren, elke dag luisteren naar de ouderen, elke dag simpelweg het zelfde ritueel uitvoeren. Dit was gewoon het échte leven. Een leven dat een kittypet én rogue zich niet zouden kunnen voorstellen, zelfs niet eens van zouden kunnen dromen. Ze sloot haar diepe ogen en droomde dat ze iedereen kon bezien, en dat ze elk geheim van dit vreemde woud kon weten. Ze wou...Dat ze alles kon, alles waar ze van droomde moest tot realiteit komen. Tot leven worden gewekt! Ze opende traag haar kijkers weer, alsof ze iets magisch had meegemaakt. Het puntje van haar staart tikte steeds in een ritme tegen de zachte grond, en ze genoot hoe haar pels werd verwarmd door de stralen die van boven naar beneden werden gevoerd. Plots voelde Icepaw iets akeligs aan haar vacht prikken. Het zou weer eens tijd moeten zijn om terug te keren naar het kamp. Ik denk niet dat ze het zouden toestaan dat een poes van amper 6 manen oud zonder enige begleiding naar buiten glipte, en daar nog eens bleef hangen ook. Ze hefde haar lichaam op en trippelde terug richting het kamp. Ze zouden haar toch niet gemist hebben, daar was ze te on-opvallend voor.
Eenmaal in het kamp gearriveerd sloot ze haar ogen weer en snuifde de bloessems nog eens in. Aah, wat riekte dat toch heerlijk. Die geuren die zich mengde en een wonderbaarlijke eenheid vormde. Ze wiebelde met haar oren toen haar naam door het kamp galmde. Snel opende ze haar ogen, want het was wel een gek zicht dat ze haar oogjes zo dicht hield. Ze tuurde rond en spitste haar oren nog eens goed, wie zou haar nou weer geroepen hebben? In haar ooghoek zag ze nog net een paar katten het kamp verlaten voor de dagelijkse patrouille, en aan de andere kant van het kamp waren elders vredig aan het slapen. Nog één keer versmalde ze haar ijsblauwe ogen en liet haar blik over het kamp glijden. Niemand te zien. Fijn. Ze begeefde haar wat verder het kamp in en hield halt ongeveer in het centrum, de openplek. Bereid voor de straf die ze waarschijnlijk ging krijgen van de kat die op haar afliep. Ze deed niet eens de moeite om te kijken wie het was. Gegarandeerd dat ie toch had gezien dat ze weg was geweest, buiten het kamp.
[OPEN;;]