Met zachte passen trippelde de kater over het natte gras. Het was stralend weer en zelfs door het dichte bladerdek boven hem kon je de zonnestralen nog voelen. Zijn vacht was nat van het zweet, en zijn blauwe ogen keken steeds alert heen en weer om elke beweging te kunnen zien. Hij snoof even, de geur van een vers konijn drong zijn neus binnen. Hij begon zacht en geruisloos te sluipen. Het gras kriebelde aan zijn buik, maar daar trok hij zich niets van aan. Weer snoof Ember even, en weer rook hij duidelijk dat er een konijn in de buurt was. Zijn tong ging langs zijn lippen. Nog een klein stukje verder, dacht hij, dan zou hij dichtbij genoeg zijn om een sprong te wagen. Na nog een paar geruisloze passen kon hij het konijn ook zien. Ongemerkt zat het daar, te snoepen van wat gras. Straks zou er niet veel meer over zijn van dat beestje, dacht Ember geniepig en sloop nog iets dichterbij. Vertrouwend op zijn intuïtie sprong hij. De wind suisde langs zijn vacht, en zijn nagels schoten uit zijn poten. Met zijn voorpoten belandde hij precies op het konijn, dat in een keer in elkaar zakte. In de vacht kon je de sporen van Embers nagels zien, maar gek genoeg kwam er geen bloed uit. Hij pakte zijn prooi op met zijn bek en hij trok zijn nagels weer in."Nu een plekje vinden waar ik mijn prooi rustig kan eten" mompelde hij, althans dat probeerde hij want veel verstaanbaars kwam er niet uit zijn mond. Met het konijn nog in zijn bek snelde hij richting een open plek waar hij die ochtend was langsgekomen. Daar kon hij rustig zijn smakelijke hapje op eten. Elke keer weer als hij zijn poten neerzette kon je duidelijk oude bladeren horen kraken. Na een tijdje lopen herkende hij al dingen waar hij die ochtend jagend voorbij was gelopen. Nu is het vlakbij, wist Ember en de kater versnelde zijn pas. De bomen aan allebei de zijden van hem stonden netjes op een rij zodat het net leek of daar tussen een pad was. Wat nou als dit echt een tweebeen weg was, dacht Ember geschrokken. Een beetje angstig keek hij om zich heen. Hij liet zijn konijn vallen en snuffelde aan het pad. Er was geen geur van een tweebeen te bekennen. Opgelucht zuchten hij en liep terug om zijn prooi op te halen. Hij kwam terug op de plek waar hij het had achtergelaten, maar er was geen spoor meer van een dood dier te vinden. Was dit wel de goede plek? De kater rook even aan de grond, ja duidelijke geur van een konijn dat daar een paar minuten nog had gelegen. Was het dier dan toch niet helemaal dood geweest? Of... Hij sprong van schrik wel een meter naar achteren. Van achter die bosjes kwam een staart tevoorschijn. Iemand had zijn prooi gestolen! Maar wie was het? Misschien was het wel een lid van de Bloodclan of een clankat. Tegen Clankatten had hij niks alleen als ze zijn prooi stalen dan... "Geef mijn prooi terug" siste hij en deed een paar grote stappen naar voren. Zijn nagels schoten uit zijn poten. Als die kat zijn konijn niet snel terug gaf...
& Iciclea