11
| |
| Onderwerp: Impacht - 2 jaar werk [Verhaal] zo 13 mei 2012 - 12:09 | |
| Aangezien ik wel verwacht had dat niemand zou reageren post ik even de proloog met een eerste deel van het verhaal, niet verschieten, het is ongelofelijk lang: Dit is de proloog: - Spoiler:
~~~ Proloog ~~~
In het begin was er enkel een grootse planeet. Deze planeet had de naam Diimiourgiatoutheo. De planeet was zo enorm groot dat het de helft van het universum innam. De omtrek van deze planeet mat een googol kilometer of te wel 10 tot de 100ste kilometer. De planeet had vele manen en net als Saturnus een tal reusachtige gasringen. De oppervlakte bestond grotendeels uit woud: ongeveer zo’n 44%. Daarna volgde water: 36%. En andere habitatten: 20%. De tijd waarin ons verhaal zich zal afspelen in het kader van de aarde middeleeuwen (476 -> 1453) met hier en daar enkele details uit de nieuwe tijd (1453 -> 1789). Er is ook een scheutje magie en een overvloed aan fantasie in het spel gebracht wat het verhaal soms een beetje mystiek maakt. Je zal in dit verhaal regelmatig worden geconfronteerd met het onmogelijke. Deze kleine inleiding wordt opgevolgd door een kennismaking met de hoofdpersonages in ons verhaal. Deze inleiding is enkel in de proefversie zichtbaar.
~~~ Inleiding. ~~~
Het Verbond Het Verbond is een oeroude gemeenschap van verenigde ‘Grootkeizers’ van de planeet Diimiourgiatoutheo. Stuk voor stuk hebben deze ‘Grootkeizers’ magische, bovennatuurlijke krachten en machten. Ze zijn de beste vrienden en werken in een alliantie samen tegen het kwade. Deze creaturen zijn onsterfelijk en besturen elk een enorm land. Een land zo groot dat sommige imperialistische leiders het zich nauwelijks konden voorstellen. Deze creaturen zijn elk de baas over een bepaald element, rond dat element is hun land, hun volk, hun wat dan ook opgebouwd.
De negen leden van het Verbond worden dan nu eventjes voorgesteld:
1. Llewcethin. (Keltisch: Leeuw – Duister) Heer Llewcethin is de heer van al het duistere, het zwarte en het afgrijselijke. Maar dat wil nog niet zeggen dat deze heer dan ook direct een slechterik is… Integendeel zelfs. Heer Llewcethin bezit een rijk dat de naam kreeg Dorchados. Deze natie is gebaseerd op de westerse cultuur (meer bepaald de Germaanse) en het Christelijke geloof. In tegenstelling tot de andere leden van het Verbond is heer Llewcethin een minder intelligente leider. Zijn kennis heeft namelijk plaats gemaakt voor een enorme kracht. Dat feit komt ook in het verhaal terug waar zijn natie verder beschreven wordt. De heer zijn rijk valt te vergelijken met het Keltische / Germaanse Rijk. Hieronder valt ook een leger bestaande uit afgrijselijke wildemannen, barbaren waar de naam barbaar helemaal niet misplaatst is en ware Noormannen zoals de vroegmiddeleeuwse monniken hen beschreven. Maar omdat Llewcethin niet zo’n uitermate hoog intellect heeft, moet hij zich weten te redden op een andere manier… Hij is twee meter en half hoog en ziet er uit als een gemiddelde bodybuilder… Llewcethin heeft zijn naam ook niet gestolen. (Llew en Cethin betekenen (in volgorde) Leeuw en Duister) De duistere bever Castor heeft hem uit een leeuw zijn nagelvuil en snorhoren geschapen. Bij gevolg is er een enorme sterke en sensitieve man opgestaan met een afschrikwekkend, trots en bruut karakter. Deze heeft nog steeds het tintje van een leeuw: de klauwen en de staart. Een soort mix tussen Ivan de IV van Rusland en Hendrik de VIII van Engeland. Dankzij Castor heeft Llewcethin zeer lang matzwart haar tot op hoogte van zijn middenrug. Op zijn rug onder zijn harnas heeft hij grote, zwarte (en ingetrokken) vleermuisvleugels. Heer Llewcethin zijn mindere puntjes zijn het minder verstandig omgaan met politieke discussies en tactisch onkundig te zijn.
2. Azultiburon (Spaans: Blauwe Haai) Heer Azultiburon is de heerser van de onderwaterwereld en alles wat daarmee te maken heeft. De man staat centraal tussen de vissen tussen de anemonen tot de onoverkomelijke tyfoons en cyclonen. Hij is een zeer gebrand man op structuur in een wereld waarin het vriendelijk zijn tegen uw medewezen zeker niet vergeten mag worden. Hij houdt graag van een wereld zonder al te veel drukte en één die mag uitblinken in zijn schoonheid en harmonie. Op het eerste zicht is deze man iemand die zeer snel voor de makkelijkste uitweg kiest ook al is dat misschien de moeilijkste. Hij vindt dat de snelste weg ook de snelste weg is om terug in harmonie te leven. Enkel in oorlogstijd is deze man een wezen die gebruik maakt van zijn intellect en zijn ongenadig -zijn. Azultiburon is bij het Verbond gekend als een man die alles doet wat je vraagt: hij zou enkel om een zeer belangrijke reden een opdracht weigeren… Heer Azultiburon heeft zijn naam ook niet gestolen. (Want Tiburon Azul is Spaans voor Blauwe Haai) Bij een rustige rondvaart tussen de rivieren van de Tungal werd hij gespot door Castor die in hem potentieel had bemerkt voor een Grootkeizer te worden. Castor had daarop hem omgetoverd tot een groot man met longen en kieuwen. Met tussen zijn tenen en vingers zwemvliezen, een (ingetrokken) dolfijnenstaart en een sensor om onderwater nog steeds te kunnen communiceren gaat hij door het leven. Nog een klein, maar niet onbelangrijk detail: deze man vaart en zeilt liever dan uren zweet en bloed op het slagveld in tegen stelling tot vele andere leden van het Verbond.
3. Antinanco (Mapuche voor Arend) Heer Antinanco. Deze is een einzelgänger die enkel uren kan genieten van de klassieke kunst en romantiek. Dat maakt hem tot een uitzondering op de meeste leiders uit het Verbond. Antinanco huist namelijk niet in een groot kasteel in de kern van een hoofdstad maar op de rug van zijn paard waarmee hij rondreist. Dit wil echter niet zeggen dat er geen paleis is in zijn natie Lichtbergen. Dit paleis wordt wel niet benut. Verder is hij ook de beste vriend van Llewcethin en beschikt hij over de krachten van de warmte, het licht en het onweer. De Heer is ver de allersnelste ruiter van Diimiourgiatoutheo. Qua uiterlijk ziet hij er uit als een grote jonge man met lang goudblond haar. Hij is net als alle andere leden van het Verbond twee meter en een half groot en heeft vleugels. Zoals zijn jeugdige uiterlijk doet vermoeden is Antinanco vaak zeer roekeloos en onverstandig. Vandaar is zijn rijk ook enkel pure wildernis in de vorm van oerbossen rond enorme bergen bedekt met de eeuwige sneeuw. Het zit in zijn bloed om als trekvogel door het leven te gaan. In meer menselijke termen is hij een nomade die van plaats tot plaats trekt en zijn rijk laat voor wat het is. Maar zoals iedere brave uil kan deze jonge vink ook een gemene condor worden in tijden van nood. Deze man heeft nog nooit een oorlog verloren en is gebrand op overwinningen in oorlogstijd. Als een kind kan hij vaak ook een verlies niet hebben. Maar in vredestijd rekent hij ook op vrede in zijn rijk. Zijn populaire woorden zijn: Leer vliegen of stort neer... Zijn enige vriend is Llewcethin en zijn fjordpaard.
4. Nekokanji (Japans voor Kat – Beheerst vuur) Heer Nekokanji is het meest rare figuur uit het gehele Verbond. Qua uiterlijk beschikt deze namelijk alle kenmerken van een roodharige kat. Deze kat is een verre neef van Castor en vandaar niet gemuteerd naar een menselijk uiterlijk. Deze kat beheerst het vuur en volgt een vergelijkbare vorm van de hedendaagse oosterse cultuur. Nekokanji is ook het enige creatuur uit het verbond zonder vleugels. Maar hij kan daarom als alternatief zweven door de lucht waar en wanneer hij maar wil. Deze kat is één en al actie: hij vertikt het dat er in zijn keizerrijk oneerlijkheid boven rechtvaardigheid staat. Vandaar dat de overtreders van zijn wetten een zware tol betalen. Net als heer Antinanco is Nekokanji het liefst op zijn eentje met een goed boek en een kop warme thee. Om even terug te komen op zijn strafmethodes gaan we verder met zijn slechtere kanten. Nekokanji lijdt onder Guang, een geestelijke ziekte waarin woede en frustratie de hoofdrolspelers zijn. Door deze aandoening hyperventileert hij enorm snel bij gebrek aan respect. Om die reden gaat hij zelf de overtreders van zijn wetten te lijf met de Shi, een mix tussen een kromzwaard en een katana. Onder zijn dictatuur valt een feodaal en hiërarchisch systeem dat het meest strikt wordt genomen in vergelijking met de regeringswijze van andere Grootkeizers. Daarbij beschouwt hij zich als een god tegenover zijn volk. Hij is een slavenhandelaar en een bekende shogun. Omdat hij een kleine kat is durven met de regelmaat van een klok sterke, oosterse figuren een staatsgreep doen. Dit is een van de aanleidingen voor zijn geestelijke aandoening. Zijn beste vriend is het zwaard en zijn wijze brein. Als deze Grootkeizer er niet zou geweest zijn was dit deel het uitschot van Diimiourgiatoutheo.
5. Leucothea (Grieks voor Witte Godin) Lady Leucothea is een van de drie vrouwen in het Verbond. Ze is geobsedeerd met vogels en het luchtruim. Ze is een van de eerste die geschapen is door Castor. Zij was het voorproefje in zijn schepping van de Grootkeizers. Gecreëerd uit een veertje van een voorbij gedwarreld vogeltje. Ze woont op een enorme Tafelberg die hoog boven de wolken uitrijst samen met haar volk. Ze houdt van alle rust en stilte. Tijd om te mediteren en de kans om te filosoferen over de wereld en het leven. Ze redeneert als een kind en weet weinig van strategie en tactische orde vanwege haar afkomst… Haar bezigheden zijn vooral mediteren en oefenen met langwerpige wapens en werpwapens. Ze ziet er uit als een jongvolwassen vrouw met zwart haar tot haar middel, lange witte engelvleugels en een lange witte mantel zoals men die wel eens tegenkomt in de authentieke Klassiek-Griekse godenwereld. Haar religie hecht heel veel aan solidariteit en samenwerking. Dat vind je ook terug in haar manier van oorlogsvoeren waarbij men in feite enkel hoeft samen te werken om resultaat te behalen. Verder bidt ze zo’n vijf keer per dag tot de goden en hoopt ze op een eeuwig, vrij en vredig bestaan.
6. Taratamya (Hindi voor Harmonie) Lady Taratamya is een wilde vrouw die wat wegheeft van een aardse amazone. Ze leeft in een gigantisch tropisch regenwoud samen met alle dieren en mensen. Ze is vegetariër en bevriend met alle dieren. Ze is uit de kracht van de energie ontstaan en draagt de kracht van het leven met zich mee. Vandaar is ze enorm begaan met medicijnen, geneeskunde en geneeskracht. Omdat haar regime zich vooral ontplooit op het gebied van samenleven is er weinig plaats voor oorlogsvoeren. De meeste stammen voeren onderling al millenia vreedzame handel. De enige taak die Taratamya nog op zich hoeft te nemen is de taak die Castor haar heeft voorgeschreven: Leider zijn. Vanwege de pacifistische handelingen in haar bestuur, kan ze zich nauwelijks redden in een veldslag. Haar leger is volledig gedesorganiseerd, hopeloos verspreid in het enorme woud en onkundig in vechttechnieken. Omwille van die reden heeft ze haar rijk tot ondoordringbaar laten uitroepen. Via Kio, de oudste levensboom in haar woud heeft ze alle ruigtevegetatie de opdracht gegeven om zich aan de uiteinden van het woud te verstrengelen. Daardoor is het woud van buitenaf ondoordringbaar. Enkel bewoners met het typische, onverzorgde uiterlijk weten het toegang tot de paadjes te vinden. Taratamya volgt de leer van Lungjang de Eerste. Deze was een Gonga, een kruising tussen een argusfazant en een maki. Dit ras is ondertussen al uitgestorven. In de leer ligt vooral de nadruk over het genezen van elkaar via diepe meditatie en verbondenheid met elkaar in het leven én in de dood. De smart van ieder persoon is daarbij zeer belangrijk. Taratamya heeft daarom ook intelligente blauwe ogen, zwart golvend haar tot over haar schouders en een robijn tussen haar twee ogen. Het enige wapen dat ze beoefend is het zwaard en de boog. Quluna Shika noemt ze hen: De wapens van de Vrijheid. Haar enige vrienden zijn de dieren- en de mensenwereld.
7. Titlhura (Ghonaam voor balsem) Over haar valt weinig te vertellen want Titlhura is in feite enkel de koningin van Caputerrae [kapoet-terraj]: De moederstad van alle steden, de allergrootste stad van allemaal. Deze stad is gebouwd in een piramide vorm op een berg genaamd Lorvasi waarbij de top een panoramisch uitzicht geniet rondom heel het punt van meer dan duizend kilometer stad. Titlhura, een vrouw die pas later is aangesloten bij het Verbond wegens politieke redenen is vrij jong en door de dood van haar vader op de troon geraakt. Niet door Castor of Vulpini zoals bij de andere Grootkeizers. Titlhura is klein van gestalte en voor de Grootkeizers is ze miniem qua grootte. Ze heeft halflang blond haar en is buitengewoon gespierd voor een vrouw. Ze is een egotripper en wilt de belangrijkste zijn. In tegenstelling tot de rest van het verbond wilt Titlhura enkel maar meer weelde en luxe hebben dan dat ze al heeft. Ze streeft een spreuk na waarbij met stelt dat het nooit genoeg kan zijn. Haar stad, de stad der steden moet blijven uitbreiden tot het niet meer kan.
8. Ylva (Oud-Scandinavisch voor Wolvin) High Queen Ylva is de op een na belangrijkste vrouw van het universum. Ze beheerst het element ijs, koude, water en onmetelijke magie. Ze is net als de meeste Grootkeizers opgezet met harmonie, vrede, discipline en doorzettingsvermogen in haar rijk. Uit die vier elementen is ook haar eigen kunde van de handel en wereldpolitiek ontstaan. Bij wijze van spreken kan zij ruiken wanneer er onraad dreigt en wanneer er een financiële crisis voor de deur zou staan. Ylva ziet er uit als een spichtige, spierwitte vrouw verborgen onder een prachtige witte jurken afgezet met kant en topaas. Meestal draagt ze er ook nog een mantel over van bont. Hoewel je eerder een vriendelijk vrouwtje zou verwachten, is zij in oorlogstijd angstaanjagend. Dat is ze helemaal doordat ze keurig en gevaarlijk rustig een veldslag begint. Ze wilt dat de wereld in vrede leeft daarom trekt ze regelmatig met haar man ten strijde tegen het kwade terwijl het parlement in Zijn rijk en het senaat in Haar rijk het imperium besturen. Ze is gevreesd om haar regelmatige gebruik van magie tegen haar vijanden en daarom wordt vermeden als de pest.
9. Allat (Arabisch voor de Alles Bezittende) High King Allat is de allerbelangrijkste persoon in het hele universum. Zijn gezag en zijn charismatisch leiderschap hebben hem tenslotte uitgeroepen bij het Verbond tot Heer der heersers. Hij is verantwoordelijk voor de harmonie in de wereld te herstellen en is tevens ook de bewaarder van het aardelement. Hij bestuurt letterlijk de continenten in samenwerking met zijn schoonvader Vulpini en zijn broer Castor. Hij is de allersterkste man en zijn loyaliteit is ook legendarisch. Hij is de ultieme spreker en geeft om de armste man in de sloot tot de meest corrupte edelman. Hij is als een vader voor de wereld en als een duivel voor zijn vijanden. Allat heeft vanwege zijn charisma een enorm leger dat in hem gelooft en hij gelooft in hen. Zijn doel in niet het veroveren van de wereld maar het teruggeven aan de mensen die de wereld groot gemaakt hebben. Hij beoefend zijn krachten door het maken van een prima leefwereld voor allerlei soorten mensen en hij beoefend ook de Afshadizz, een scimitar die tweezijdig snijdt en gemaakt is van geslepen marmer. Deze man heeft bruin haar tot tegen zijn schouders, een keurig snorretje en een baardje dat in een puntje gekamd is. Hij is de leider van de Shagg al Mazzur, de ‘Grote Vrije Wereld’.
Dit is het eigelijke verhaal: - Spoiler:
~~~ Het eigenlijke verhaal. ~~~
~~~ Hoofdstuk 1: Deel 1 ~~~ In zijn paleis Caislean zat Lord Llewcethin aan zijn marmeren tafel te piekeren over de stand van zaken. Zijn diplomaten allen in zwart tenue kwamen vertellend over wat ze hadden gehoord van de Royale Verkenners, dwergen die koetsen met windhonden bereiden, aangestrompeld als een groepje ongeregeld. Een van de diplomaten was Clach, een oude, oerdomme edelman wiens overdreven hoffelijkheid over het algemeen Llewcethins strot uitkwam. Deze stond erop eerst aan het woord te komen. Zo doende sprak hij op hoffelijke toon tegen het ineengekrompen gestalte op die hoge gouden troon:,, Mijn Heer! Ik heb zojuist vernomen dat de Kai’ Hui, de afschrikwekkende dievenbende, alweer een dorp van onze provincie Coombehirn heeft verwoest.” Weer de zoveelste herhaling… Waarom trapte hij die edelman niet gewoon weg uit zijn schitterende paleisruimte? Hij paste niet bij het interieur dat opvallend warm was in tegenstelling tot de grijze diplomaten. Llewcethin was helemaal niet verwonderd. Het ging altijd op dezelfde manier: De Kai’ Hui viel met 150 schepsels binnen in een dorp dat ver afgelegen lag en dwong ieder geslacht zich toe te voegen aan hun buitengewoon groot leger. Wie weigerde werd ofwel slaaf of gedood. De eerste mogelijkheid was misschien nog de ergste van allemaal. In deze tijd, op deze plaats, waren slaven gelijk aan insecten. Ze waren nuttig in bepaalde seizoenen maar vielen je lastig als ze honger hadden. Daarom werden ze soms op een eeuwenoude manier gestraft. Men werd vertrapt of in de arena geslingerd. Een arena in Kai’ Hui – vandaar ook de stamnaam Kai’ Hui - op de planeet Diimiourgiatoutheo was een zeer belangrijke vorm van entertainment bij ieder volk. De werkwijze was dan wel verschillend van cultuur tot cultuur maar het principe bleef wel steeds identiek. Het ging er steeds weer om dat een groep dat uitheems en in de minderheid was gesteld zich moest verweren tegen een groep die inheems was en in de meerderheid. Het doel van zo’n dit in bloederig vermaak was het volk amuseren en de gevangenissen ontruimen. In de natie van Llewcethin, Dorchados, moesten misdadigers en slaven het opnemen tegen Refogoi, zwarte Vickai en grote Hibros. Refogoi waren monsters uit de moerassen van de zuidelijke provinciën die zich voedden op nijlpaardachtige schepsels. Zwarte Vickai waren halfapen die alom bekend stonden om hun razernij. En de grote Hibros waren lompe dieren met een omvang van een olifant, het verstand van een goudvis en het temperament van een steenbok. De tweede optie was dan wel een direct einde aan alles. Het was dan niet zo’n mooi streven maar wel een mooier dan de eerste, beschikbare optie. Voor de dood van de gevangene werd deze naar een beek of naar een belangrijke handelsplaats in die provincie gebracht. Daar werd hij langzaam gedood en in de beek, rivier of meer gegooid zodat de stank de boeren en vissers verdrijven zou. Althans dat was de executiemethode op vijandelijk gebied. Binnen eigen grenzen lag dat anders. Dan werd er een grote geul gegraven, tientallen meters lang en breed. De slaven, criminelen en ander gespuis moesten dan met hun rug naar de geul gericht op een rij gaan staan. Allen mooi naast elkaar zonder ruimte ertussen. Ze moesten elkaar huid kunnen voelen. Daarna werd een peloton boerenjongens verzameld die graag wou leren mikken of schieten. Op startsignaal mochten ze mikken en vuren. Als alle veroordeelden dood de boden van de geul hadden opgezocht werd deze terug bedekt onder de oorspronkelijke laag zand of aarde. Op die manier was het onmogelijke taak voor de ordehandhaving van de rivaliserende natie om de gevangenen op te sporen.
Zijn grauwe, vuile gelaat fronste zijn nog zwartere ogen toen hij er aan dacht dat hij nu tot nu toe al een tal van zaken uitgeprobeerd had. Van het meest achterlijke gif verstopt in topproducten dat hij via de handel probeerde te introduceren in vijandelijk gebied tot een stevige terugslag met een klein legioen van 15000 soldaten, maar steeds waren die afgrijselijke wezens hem weer te slim af. Op dit soort momenten zou Llewcethin zich wel voor de kop kunnen slaan. Hij haatte het als een ander slimmer was dan hijzelf hoewel hij wist dat hij tegenover de andere Grootkeizers oerdom was. Hij beschikte over talloze legers maar steeds wist de Kai’ Hui wat hun planning was. Het was niet moeilijk voor die Kai’ Hui. Omdat zij konden opereren vanuit kleine groepjes bestaande uit 150 woestelingen, konden zij ook via een minimum aan scouts en wachtposten de legermarsen bemerken. De onderdanen van Llewcethin en zijn natie waren helemaal niet zo slim. Zij ageerden meestal vanuit het idee dat je met een overmacht alles wint. Tactiek, planning en smart waren ongekende woorden die niet tot de ‘Leabhar de na Focail ‘ behoorden, het woordenboek. Het idee was dus nog niet in hen opgekomen om vanuit kleine groepjes te opereren en van daaruit de macht te ondermijnen.
Hij schraapte zijn keel even toen hij zag dat zijn diplomaten op antwoord zaten te wachtten en hij hief zijn geklauwd hand op tafel en liet zijn mompelend verhaal horen. Want in feite wist hij helemaal niet wat zeggen. Dat was de gewoonte bij een diplomatieke vergadering. Je kon het beter een nieuwtjesuurtje namen dan een ware vergadering. De ideeën die dan al eens opdoken waren meestal nog idioter dan het andere gelal. ,, Die smeerlappen zijn als ratten, ze sluipen door de schim van de nacht, de donkere en uh… schimmige plek waar men ze niet ziet. Vervolgens vallen ze mijn gehuchten een voor een binnen en doden, kelen, folteren en randen mijn volk aan. Men dwingt hen tot dienaar en gaat er dan met de staart tussen de benen van door. Nog even en mijn monarchie is enkel en alleen nog Kai’ Hui.” Hij liet ongewild zijn hand gebald wat te geweldig op de tafel neerkomen wat een beangstigend gebaar overbracht. De tafel danste nog na op zijn poten toen na een intermezzo van enkele minuten de diplomaten terug aan het woord konden komen. ,, Mijn Heer, kunnen we geen aantal militairen in die gehuchten van u herbergen?” vroeg een van hen op galante toon die zelfs de etiquettemeesters niet konden overtreffen. Even dacht Llewcethin over dat voorstel na. Het was een typisch voorstel dat voortdurend als eerste aan bod kwam. Maar de lange bedenkingstijden in zijn studeerkamer hadden al aangetoond dat het enkel maar negatieve resultaten zou oogsten. :,, Dat is een goed idee! Ik zal direct 200 troepen stationeren in ieder dorp!” Daar dachten de diplomaten even over na, een paar waren in euforie omdat ze eindelijk een goed idee hadden gehoord en ander aantal dachten nog eens diep na. Maar in deze streken van de wereld lag het IQ van een gemiddelde man niet erg hoog. Waardoor raadgevers van Koning Llewcethin niet veel slimmer waren dan een gemiddelde vijftienjarige knaap. Maar daar was Clach weer. ,, Maar heer? We hebben we een paar miljoen dorpen in onze natie!” Dat zorgde weer voor een massaal gezucht dat echode tussen de massieve muren van de diplomatieke kamer. De diplomaten en strategen tokkelden met hun vingers op de zware marmeren tafel wat een zeer vervelend geluid produceerde. Ook Llewcethin, heer van zijn wereldstad en commandant van miljarden soldaten, overwinnaar van duizenden oorlogen was ten einde raad.
De dagen streken voorbij zoals de eeuwige sneeuw langzaam aan zou vallen op de bergtoppen in de ‘Baisteachaillte’, de Regenkliffen . Het land was bijzonder grillig en koud. Je kon hier geen dagen buitenshuis overleven. De Treki, gespuis en struikrovers, zouden je aan stukken scheuren en ze zouden niets van je over laten. Daar stonden de Treki ook voor bekend. Men zei dat ze zonen waren van de Echimar, demonen en geesten die hier fel gevreesd werden. Zij zouden dan weer verdwaalde geesten zijn van soldaten die op het slagveld niet ceremonieel begraven waren. Als je kinderen zich niet gedroegen deed met beroep op de Echimar. Daarna luisterden de kindjes meestal weer. Anders verzonnen ze hier wel een andere, minder vreedzame methode om hen te leren luisteren… Gelukkig verwarmden gezinnen in de kleine huisjes zich met de kenmerkende grote openhaarden die zelfs landlopers konden betalen. De huizen lagen goed gelegen. Steeds werd er een bepaald patroon in kaart gebracht dat verschilde van dorp tot dorp. Het ene dorp was beter voorbereid dan het andere dorp zoals het ene dorp agrarisch ingesteld was tegenover een ander dorp dat defensief ingesteld was. Hier hing het af van de Ceannaire, het dorpshoofd, hoe het dorp (her)bebouwd werd. Zijn regentschap hielt maar enkele jaren aan. Vandaar zalen de dorpjes er hier zeer complex uit, samengesteld uit verschillende ideeën van verschillende leiders. Het waren sobere tijden, de dagen kil en koud. Het was midwinter. De ossen stonden op stal. De dorpjes leefden in vrees: het angstzweet sijpelde namelijk over hun gezichten vanwege de akelige geruchten van de Kai’ Hui die de dorpjes van bloedverwanten en vrienden hadden geteisterd. Wat er van hun lot nog overgebleven was, was niet bekend. Maar men kon er wel een idee bij maken wat er mee gebeurd zou zijn… De dorpjes lagen her en der verspreid als bramenstruiken bij in een bos. De boerenpopulatie vluchtte de bergen in om zich te verbergen tegen de Kai’ Hui en tevens ook te schuilen tegen de vrieskou. Diegene die bleven, waren meestal jongelingen en stokouden. Zij die zich wilden bewijzen en moedig wilden optreden tegen de woestelingen en zij die te oud (en te koppig) waren om nog een emigratie te ondernemen. Door dit voorbeeld wordt nog maar eens bewezen dat de bevolking van Dorchados niet echt zo intellectueel was. Maar de meeste mensen hadden in dit land niet zo’n goede band met de minstrelen en boodschappers. Zij werden meestal gezien als doetjes. Mensen en schepsels in het algemeen die zich liever bezig hielden met kunst, poëzie en verhaaltjes waren niet dapper in een gevecht en dus in de ogen van het volk waardeloos.
Een dagje later waren Llewcethin en zijn strategen en diplomaten opnieuw aan het overleggen. Dit keer niet over de Kai’ Hui maar over en gebruikelijke zaken. Het leek maar nooit op te houden. Alsmaar die verplichtingen en formaliteiten die verwachtten dat de ‘Zwarte Leeuw’ oplossing bracht op alle vragen. Nu waren er problemen in de uithoeken van Dorchados. Een kleine stad genaamd Iascaire was bezet door boeren en dorpelingen. Ze probeerden – volgens de geruchten die in deze uithoek van de wereld een grote rol speelden in de nationale politiek – via het heroveren van de stad meer druk te kunnen leggen op de vreselijke handelswetten die hun visvangsten onderdrukken. Vandaar stonden zij, dat stelletje lammelingen die hun belastingen niet ver wilden betalen, erop dat zij ook stem kregen in alle betrekking rond de handelssystemen en -wetten. Ze waren onder andere gewoon vissers die klaagden dat ze door de steeds dichter voor de kust varende handelsschepen hun netten niet meer konden uitwerpen. Ze waren ook jagers die vonden dat de natuur ongetemd was omdat er te veel mannen van hen gewond of gedood werden tijdens de jacht. De koopmannen die de steden niet meer uit durfden vanwege alle Treki in de omgeving. Provinciale hoofdsteden die klaagden dat de voedselprijzen in de lucht schoten vanwege een tekort aan voedselhandelaars in de stad omdat deze aan het staken waren en weigerden belasting te betalen. Boeren die betoogden tegen het Hof van Landbouw omdat Dimistoi, beerachtige vossen, hun kippen opaten in grote getallen. En zo kon je nog wel even door gaan. Op zo’n dagen als deze vervloekte hij tegen Castor. Had hij maar meer hersenscellen dan spiercellen gehad…
Llewcethin commandeerde iemand een boek te halen. Deze had hem eerst scheef bekeken want de tijd dat Llewcethin nog een boek gelezen had was jaren geleden. Steeds als hij weer een boek of een stuk perkament vastnam begaven zijn hersencellen het na de tiende regel tekst. Toen de dienaar gekleed in zwart-wit dienstuniform arriveerde nam Llewcethin het boek met plezier van de knecht over. Weer werd hij door het dienstpersoneel schuin bekeken. ‘Sinds wanneer interesseerde de heer zich weer in boeken?’, werd er onhoorbaar gefluisterd. Hij bekeek de cover eens goed en las: ‘Duistere Diersoorten van D tot E’. Het boek was oud. De bladeren gerimpeld en bruin. Zorgvuldig sloeg hij de eerste bladzijden om en bekeek geïnteresseerd de afbeeldingen van de index aan. Zijn gevolg aan diplomaten stonden op verhoogjes rond hem mee te kijken. Allen waren ze met dwaze blikken die onwetendheid uitstraalden de vreemde tekens en rare handschriften aan het bestuderen. Bij ieder woord dat gelezen werd, werd er een typerende gelaatsuitdrukking gemaakt die aardse kleuters ook frequent veel maakten. Al snel kwam Llewcethin aan op pagina 356 ‘de Dimistoi’. Het dier zag eruit als een grote beer met de kenmerkende rode vossenstaart en -vacht. Verder had het schepsel nog slagtanden en stevige vossenpoten. Llewcethin bekeek het lichaam van het dier nogmaals aandachtig en schraapte toen zijn keel. ,, De dieren zijn niet zo gevaarlijk, de kippen moeten afgeschermd worden met een houten kooi of een waakhond zou handig zijn,” sprak hij tegen zijn naasten. ,, Senator Amadan, geeft u die informatie door aan een boodschapper?” De diplomaten keken verwonderd naar Llewcethin. Het was eeuwen geleden dat hij nog eens een slimme opmerking had gemaakt. Meestal waren dat brute opmerkingen zoals: ,,Het zou beter zijn dat ze eens leerden vechten met een stevige bijl” of ,,Bestaan greppels niet meer?” Vandaag zou Llewcethin nog een heleboel werk moeten verrichten maar daar zou snel verandering in komen…
|
|