Scars liep door het drukke en chaotische kamp. Een briesje waaide door het kamp. Het was koud, Scars vacht waaide heen en weer. Hij wilde net het kamp uitlopen, toen hij opeens besefte dat verschillende katten hem aanstaarde. Scars gromde naar de katten die haastig doorliepen. Het bloed dat tussen zijn poten zat voelde goed. Hij dronk het sappige bloed van dode dieren. Het voelde goed. Hij gromde eens duivels in zichzelf. Alleen dat hij was. Hij liep het kamp uit om te gaan jagen. Hij wilde nog wat dieren martelen. Het voelde goed. Toen hij uit het kamp uit liep, zag hij een kat. Hij sloeg zijn staart om zich heen. ''Peeta'' zei Scars. Hij herinnerde zich de kat die zich vaak afzonderde van de gebeurtenissen in het kamp. De rode kat keek op bij het zien van de zwarte kat. Scars amberen ogen keken wat duivels, maar die verzachtten toen hij de kat wat angstig zag kijken. ''Peeta'' zei hij nog eens. Hij keek naar de kat en glimlachte eens. ''Hoe gaat het op deze duivelse dag?'' vroeg hij vriendelijker dan hij had verwacht.