Bellpaw had het moeilijk gehad met het nieuws. Hij kon het niet goed doen met veranderingen, laat staan een zo drastisch als deze. Hongersnood, geen vissen meer en het ergst van al; het vooruitzicht op iets dat gelijk leek aan een oorlog. Het waren geen constanten en het had de pluizige, grote kater al meerdere malen in een paniek aanval gebracht. Nu ook zat hij heen en weer te ijsberen tussen twee bomen heen, zijn ademhaling gehaast. Wat als het allemaal in het water viel? Wat als ze nooit meer vissen zouden hebben? Wat als hij echt moest vechten? Hij kon niet vechten, hij was amper klaar om uit het kamp te gaan. Zijn bevende pootjes kwamen tot een halt waarbij hij snel en happerig naar adem hapte, een snik van zijn lippen komen. De staart die tussen zijn pootjes gedrukt waren zacht bevende. HIj ging langzaam door zijn poten, zacht huilende terwijl hij zichzelf probeerde te bedekken onder zijn pootjes. Snikkend en bevend met gehaaste ademhaling. Dit was het einde, dit was echt het einde.