Haar borst ging hevig op en neer, haar ogen keken verschrikt rond, plukken vacht lagen rondom haar. Het dode lichaam van de andere kat, een kittypet, lag een stuk verderop. Blacksoul was zozeer niet geschrokken van dat ze een kat had gedood maar dat ze het gewoon deed. Was dit niet fout? nee, bedacht ze inzichzelf, dit was de donkere kant van haar, puur slecht, nergens een sprankje liefde, of behulpzaamheid. De ogen van Blacksoul vernauwde zich tot spleetjes en ze kwam weer rustig op adem. Haar klauwen stonden uit, om in elke kat die ze nu tegenkwam zich in de vacht te boren. Ze maakte een lange mauw, en ging toen met een vreselijk harde sprint weg, dwars door het bos. Ze sprong over takken, boomstronken en voelde hoe de adrealine door haar bloedvaten pompte. Ze was in haar element. Ze remde af, wat een dikke wolk stof opleverde en sprong recht op een gedaante af, ze grauwde en wilde haar tanden in het beest boren toen ze het bekende gezich zag, ze psrong ervan af en keek met samengeknepen ogen en een zwierende staart naar de gedaante. Haar borst was kalm, haar hart had de ,nu voorlopige, goede beat te pakken en Blacksoul wist wat ze moest doen. Iedereen was nu haar vijand, de donkere kant van haar had haar overwonnen, en het zou een tijd duren voordat de goede kant weer terugkwam.