Nog in het kamp
Rimepaw had Bellpaw nog niet zo lang geleden naar zijn nieuwe nest geholpen, nadat hij uit de Medicine Cat Den was ontslagen. Ze had voor hem het mooiste nest neer gelegd, met nieuw gezochte steentjes en zelfs een paar veertjes. Ook haar eigen nest had al zijn versiering, al was het lang niet zoveel als die van hem, omdat ze vooral op hem was gefocust. Alles om de enge gedachten aan morgen uit haar hoofd te zetten. Alles! Daarnaast hadden ze elkaar nodig, ze konden niet meer zonder elkaar. Waar de ene het hoofd met moeite koel had gehouden was de ander in een paniek aanval belandt, echter had die paniek ervoor gezorgd dat zijzelf kalm kon blijven. Kalm moest blijven. Haar ogen glinsterden met ingehouden tranen maar ze deed haar best om rustig te blijven rondom haar nieuwe beste vriend. Hij was een van de weinige andere katten die ze naast haar papa op zou zoeken als ze iemand nodig had om mee te spreken. Een van de weinige katten die haar niet deed schamen om haar huidziekte. Hij was een deel van thuis die wel mee kon naar deze den. Immers kon papa niet bij haar blijven. Hij zou nu weer in de Warriorsden blijven, de Nursery. Haar echte thuis kon ze niet meer opzoeken. Ze was te oud. Waarschijnlijk waren ze de enige twee die zou dachten.
Rimepaw haar gedachten waren donker en duister. Gespannen, doodsbang. Ze had niet meer de veiligheid van haar vader en hoewel Bellpaw en zijzelf uiteindelijk hun nesten bij elkaar hadden kunnen leggen haalde het de angst voor het onbekende niet weg. Papa zou er voor Lionpaw zijn en Drizzlefall voor Wolfpaw, alleen zijzelf zou een onbekende kattin hebben en hoewel deze niet gemeen leek was het geen papa en ook geen Drizzlefall. De laatste kattin had ze immers enkele keren gesproken en hoewel ze nooit papa zou kunnen vervangen, was ze een goede kattin. Ze was blij voor haar broers maar stiekem ook jaloers. De kater die Bellpaw zou gaan trainen was echter strenger, koeler en hoewel hij wellicht niet slecht zou zijn; was hij wel een kat waar ze het liefste niet in de buurt zou komen. Ze vond hem net zo eng, of bijna net zo eng als Serpentguise. Serpenguise, ze zou haar vast vaker gaan zien nu ze zelf ook buiten het kamp moest komen. Tranen rolden over haar wangen, de kattin was een van de engste katten die ze ooit had gezien. Ze zou nog honderd maal liever rondom Carrioncough willen hangen. Iets dat ze niet deed, de enige keer dat ze naar hem toe was gekomen was nadat ze hem had teleurgesteld omdat ze papa had willen beschermen. Bellpaw, was hij nog wakker? Kon hij ook geen slaap vatten? Heel voorzichtig drukte Rimepaw haar kop tegen haar nieuwe beste vriend aan.
'Bellpaw?' Fluisterde ze langzaam, alsof ze niet zeker wist of ze hem mocht storen. Hij was toch niet boos dat ze hem voorzichtig benaderde. De angst klonk in haar stem door; ze had hem nodig. Niet haar broers die sowieso beschermd werden door hun mentoren, niet haar nieuwe mentor waar ze nog nooit echt mee had gesproken. Ze had hem nodig, de grote kater met zijn lieve stem, met zijn sprankelende groene ogen wanneer hij sprak over de eenden. Hem... alleen hem. Ze drukte haar kop in zijn vacht terwijl de tranen haar ogen uit drupten.
'Ik wil niet zonder jouw het kamp uit.' Fluisterde ze, ze was vrijwel zeker dat ze zonder hem het kamp uit moest. Aurorastream had immers haar geboden de volgende ochtend met haar mee te komen. Naar buiten, naar de grote wereld waar ze nooit klaar voor zou zijn. Waar hij ook nog niet klaar voor was, ook al was hij een van de grootste leeftijdsgenoten van haar. Hij was krachtig, alleen een krachtige goedzak. Een waar ze net zoals haar vader bij kon schuilen. Een die ze vertrouwde. Een, een van haar enige vrienden. Ze had hem haar nieuwe beste vriend genoemd. Hij was voor haar het lichtje in de duisternis, haar eigen sterretje.
@Bellpaw