Rimepaw was nauwelijks uit het kamp te krijgen. Elke stap die de jonge Apprentice moest zetten was doodeng. Doodeng en spannend. Ze had nog niet geleerd om zich over al haar angsten heen te zetten. De wereld was een stuk groter dan ze ooit had verwacht en elke stap die ze verder het territorium in zette bracht een rilling met zich mee. Rimepaw wist dat ze geen andere keuze had dan daadwerkelijk haar taken te doen; hoe misplaatst deze ook waren voor haar. Ze was zeker geen kleine, iele kattin maar haar hart hield haar klein. Ze was bang dat haar papa haar zou vergeten; hij was te druk en haar Mentor was te onbekend om haar te kunnen kalmeren. Ze was het kamp uit gegaan, enkel en alleen omdat ze haar papa niet teleur wilde stellen. Haar tweekleurige ogen stonden groot, haar pupillen trokken de kleuren bijna weg, zo zwart waren haar ogen geworden. De wind die trok zacht aan haar jeukende vacht; altijd jeukend tenzij ze in het water was en een zacht zuchtje verliet de mond van de zes Moons oude kattin.
Langzaam trok ze verder door de lage struiken, door het gras en de bloemen om bij de oever te eindigen. De weg terug naar het kamp, die was ze inmiddels al weer vergeten. Angst trok aan haar hart, het was moeilijk om haar longen te vullen met zuurstof en tranen verzamelden zich in haar ogen. Ze had zich sterk gehouden voor Bellpaw maar ook Rimepaw was nog niet klaar voor avontuur. Ze wilde weer terug naar de Nursery, naar haar papa, naar de avonden en nachten met haar broers. Haar poten tikten het water aan, en daar bleef ze dan ook staan. Verstikt in haar angst. Ze wilde papa. Enkel papa.
@Eveningstar